Which language do you want to learn?

Which language do you want to learn?

Prepositional Phrases Exercises For Dutch Grammar

Grammar exercise for native language understanding 

Prepositional phrases play a vital role in Dutch grammar, as they are used to connect words and provide additional information within a sentence. They consist of a preposition followed by a noun or pronoun. Dutch prepositions include “in” (in), “op” (on), “onder” (under), “voor” (for), and “rond” (around), among others. Developing a strong understanding of prepositional phrases can significantly improve communication in Dutch and enhance your language learning experience.

Exercise 1: Fill in the Blanks with the Correct Prepositions

1. We hebben afgesproken *bij* (at) het café.
2. Ik woon *in* (in) Nederland.
3. Zij werken *voor* (for) een groot bedrijf.
4. Het boek ligt *op* (on) de tafel.
5. We gaan met vakantie *naar* (to) Spanje.
6. De kat zit *onder* (under) de stoel.
7. De kinderen spelen *in* (in) het park.
8. We zitten *aan* (at) de bar.
9. Er staat een boom *naast* (next to) ons huis.
10. Ik wacht *op* (for) jou buiten de bioscoop.
11. Ze gaan naar de winkel *voor* (for) boodschappen.
12. Hij liep *door* (through) het bos.
13. Zij wonen *bij* (near) hun ouders.
14. We wandelden *langs* (along) het kanaal.
15. Hij kwam *uit* (from) België.

Exercise 2: Fill in the Blanks with the Correct Prepositions

1. Ze gaan naar de markt *om* (for) verse groenten te kopen.
2. Ze zit *tussen* (between) haar vriendinnen.
3. Wij reizen *met* (by) de trein naar Parijs.
4. De bloemen staan *in* (in) een mooie vaas.
5. Hij is *met* (with) vakantie.
6. We willen sporten, *ondanks* (despite) het slechte weer.
7. Ze keken *naar* (at) de prachtige schilderijen.
8. De sleutels zitten *in* (in) je tas.
9. De hond rende *achter* (behind) het konijn aan.
10. We moeten *voor* (before) het eten onze handen wassen.
11. Ze gingen *langs* (by) de rivier wandelen.
12. We zaten *naast* (beside) elkaar tijdens het concert.
13. Hij fietste *over* (over) de brug.
14. Ze wachtten *buiten* (outside) de ingang van het stadion.
15. Het kind speelde *rond* (around) de fontein.

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with revolutionary technology.

LEARN LANGUAGES FASTER
WITH AI

Learn 5x Faster