Exercise 1: Fill in the blanks with the correct Present Perfect form of the verbs
1. Ik *heb* (have) een taart voor je verjaardag gemaakt.
2. Zij *heeft* (has) haar huiswerk al gedaan.
3. Wij *zijn* (are) naar het strand geweest.
4. Jullie *hebben* (have) de hele dag geslapen.
5. Hij *heeft* (has) een nieuwe fiets gekocht.
6. Je *hebt* (have) die film al gezien, toch?
7. Ze *heeft* (has) een brief naar haar oma gestuurd.
8. We *hebben* (have) vorige week in dit restaurant gegeten.
9. Ik *ben* (am) in Amsterdam geboren.
10. Zij *zijn* (are) op vakantie gegaan.
11. Hij *heeft* (has) geen tijd om ons te helpen.
12. U *heeft* (have) een fout in het document gevonden.
13. Mijn moeder *heeft* (has) de was gestreken.
14. De kinderen *hebben* (have) de hele middag gespeeld.
15. Ze *heeft* (has) een prachtige jurk gedragen tijdens het feest.
Exercise 2: Fill in the blanks with the correct Present Perfect form of the verbs
1. Hij *heeft* (has) altijd goed voor zijn kinderen gezorgd.
2. De hond *is* (is) van de hondenschool weggelopen.
3. Mijn vrienden *hebben* (have) veel gereisd in hun leven.
4. Hij *heeft* (has) het boek in รฉรฉn dag uitgelezen.
5. Wij *hebben* (have) naar jullie verhaal geluisterd.
6. De kat *is* (is) door het open raam naar binnen geklommen.
7. Ik *heb* (have) mijn haar laten knippen bij de kapper.
8. Zij *heeft* (has) met succes haar rijexamen gehaald.
9. Hij *heeft* (has) zoveel mogelijk mensen geholpen.
10. Jullie *hebben* (have) de rekening betaald, dank je wel!
11. We *zijn* (are) gisteren naar de dierentuin geweest.
12. Hij *heeft* (has) zijn kamer opgeruimd voordat hij wegging.
13. Ik *ben* (am) trots op wat ik tot nu toe heb bereikt.
14. De vogel *is* (is) uit zijn kooi ontsnapt toen het deurtje openstond.
15. Zij *heeft* (has) een sollicitatiegesprek gehad bij een groot bedrijf.