Learn languages faster with AI

Learn 5x faster!

+ 52 Languages
Start learning

Participle Exercises For Dutch Grammar


Exercise 1: Past Participle


In Dutch grammar, the participle plays an important role in creating verb tenses and expressing actions or states. There are two types of participles in Dutch: the past participle (voltooid deelwoord) and the present participle (tegenwoordig deelwoord). Past participles are used to form compound tenses like the perfect and pluperfect, while present participles function as adjectives or adverbs. Understanding and using participles correctly is essential for mastering Dutch grammar.

Online language learning forum discussing grammar exercises

The most efficient way to learn a language

Try Talkpal for free
1. Ik heb het nieuws *gehoord* (hear) op de radio.
2. Wij hebben gisteren in de stad *gewandeld* (walk).
3. Zij heeft haar fiets *verkocht* (sell) omdat ze een nieuwe wilde kopen.
4. De kat heeft de muis *gevangen* (catch) in de keuken.
5. Hij heeft het eiland in de zomer *bezocht* (visit).
6. Onze vrienden hebben een feest *georganiseerd* (organize) voor hun verjaardag.
7. Mijn broer heeft een prachtig schilderij *gemaakt* (create) voor de expositie.
8. De kinderen hebben in het park *gespeeld* (play) nadat hun huiswerk af was.
9. De chef-kok heeft het gerecht *bereid* (prepare) met de beste ingrediënten.
10. U heeft uw taak *voltooid* (complete) met succes.
11. De politie heeft de verdachte *gearresteerd* (arrest) in de vroege ochtend.
12. Het team heeft de wedstrijd *gewonnen* (win) met een score van 4-3.
13. De operazanger heeft een prachtige aria *gezongen* (sing) tijdens het concert.
14. De architect heeft het nieuwe gebouw *ontworpen* (design) in een moderne stijl.
15. De regisseur heeft zijn nieuwste film *geregisseerd* (direct) met veel passie en toewijding.

Exercise 2: Present Participle

1. De *werkende* (working) moeder is altijd bezig met haar kinderen en haar baan.
2. De *kokende* (boiling) pan met water staat op het fornuis.
3. De *gillende* (screaming) kinderen maakten het moeilijk om je te concentreren.
4. Zij droeg een *glimlachende* (smiling) gezicht tijdens het hele feest.
5. De *rennende* (running) hond volgde de fiets op de straat.
6. De *groeiende* (growing) bloemen geven kleur aan onze tuin.
7. Het *schijnende* (shining) zonlicht maakte het moeilijk om te zien.
8. Het *regenende* (raining) weer maakte dat iedereen binnen bleef.
9. De *dansende* (dancing) menigte genoot van de livemuziek op het festival.
10. De *snorrende* (purring) kat strekte zich uit op de warme vloer.
11. De *waaiende* (blowing) wind verspreidde de bladeren over het trottoir.
12. De *spelende* (playing) muzikanten leidden het publiek door hun optreden.
13. Het *stromende* (flowing) water vulde de fontein.
14. De *skieënde* (skiing) toeristen genoten van de besneeuwde hellingen.
15. Het *golven* (waving) gras in de wind was een rustgevend gezicht.
Download talkpal app
Learn anywhere anytime

Talkpal is an AI-powered language tutor. It’s the most efficient way to learn a language. Chat about an unlimited amount of interesting topics either by writing or speaking while receiving messages with realistic voice.

QR Code
App Store Google Play
Get in touch with us

Talkpal is a GPT-powered AI language teacher. Boost your speaking, listening, writing, and pronunciation skills – Learn 5x Faster!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Languages

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot