Which language do you want to learn?

Which language do you want to learn?

Interrogative Pronouns Exercises For Dutch Grammar

Language interpretation through grammar exercises

Interrogative pronouns in Dutch grammar are essential for forming questions and function similarly to their English counterparts. They are used to ask for specific information and are typically placed at the beginning of a sentence. Common interrogative pronouns in Dutch include “wie” (who), “wat” (what), “welk(e)” (which), and “hoever” (how far). These pronouns can be used in different contexts and sometimes require modifications based on the gender and number of the noun that they refer to. Learning and practicing the use of interrogative pronouns in Dutch is crucial for improving one’s overall language skills.

Exercise 1: Interrogative Pronouns

1. *Wie* (Who) heeft mijn pen gezien?
2. Weet je *wat* (What) de nieuwe film is?
3. *Welke* (Which) jurk zal Sarah dragen?
4. *Hoeveel* (How many) mensen wonen er in dit gebouw?
5. *Waar* (Where) is de dichtstbijzijnde supermarkt?
6. Heb je besloten *wanneer* (When) je op vakantie gaat?
7. *Hoe* (How) ver is de trein naar Amsterdam?
8. Kun je me vertellen *waarom* (Why) je te laat bent?
9. *Wie* (Whom) zal je uitnodigen voor het feest?
10. *Welk* (Which) huis verkies je, dit of dat?
11. *Hoe* (How) lang duurt de vergadering?
12. Weet je *waar* (Where) mijn telefoon ligt?
13. *Wanneer* (When) is de volgende les?
14. *Wie* (Whose) fiets staat hier?
15. *Hoeveel* (How much) kost dit brood?

Exercise 2: Interrogative Pronouns in Context

1. *Wat* (What) is je favoriete kleur?
2. *Wie* (Who) heeft de sleutels van de auto?
3. *Waar* (Where) moet ik dit formulier inleveren?
4. *Welke* (Which) trein gaat naar Den Haag?
5. *Hoe* (How) ga je naar het werk, met de auto of met het openbaar vervoer?
6. *Hoeveel* (How many) koekjes heb je gegeten?
7. *Wanneer* (When) is de beste tijd om Nederland te bezoeken?
8. *Waarmee* (With what) kan ik deze vlek verwijderen?
9. *Wie* (Whose) hond is dat?
10. *Waarom* (Why) ben je zo boos?
11. *Hoe* (How) hoog is de Eiffeltoren?
12. *Hoelang* (How long) duurt de voorstelling?
13. *Hoeveel* (How much) tijd heb je nodig om het huiswerk te maken?
14. *Wie* (Whom) moet ik zeggen dat er is gebeld?
15. *Welke* (Which) universiteit zou je aanbevelen?

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with revolutionary technology.

LEARN LANGUAGES FASTER
WITH AI

Learn 5x Faster