Exercise 1: Infinitives as Main Verbs
Exercise 2: Infinitives in Various Constructions
1. Ik hou van *zwemmen* (swim).
2. Heb je tijd om te *helpen* (help)?
3. Zij is begonnen met *studeren* (study).
4. Wij zijn van plan om de stad te *bezoeken* (visit).
5. Na het *werken* (work) wil ik naar huis gaan.
6. Om goed Nederlands te *spreken* (speak) moet je veel oefenen.
7. Wij moeten veel *oefenen* (practice) voor het examen.
8. Voordat we vertrekken, moeten we nog *tanken* (fill up).
9. De kinderen gaan graag naar de dierentuin om de dieren te *bekijken* (look at).
10. Ze zegt dat ze van *koken* (cook) houdt.
11. Hij heeft beloofd om niet meer te laat te *komen* (come).
12. Ik vind het leuk om naar concerten te *gaan* (go).
13. Zonder te *weten* (know) wat er is gebeurd, kan ik je niet helpen.
14. Jullie kunnen beter *schrijven* (write) dan spreken.
15. Zij zullen naar Amerika reizen om hun familie te *bezoeken* (visit).