Which language do you want to learn?

Which language do you want to learn?

Impersonal Sentences Exercises For Dutch Grammar

Practice-oriented grammar sessions for efficient language learning

Impersonal sentences in Dutch grammar refer to sentences where there isn’t a specified subject performing the action. These sentences often begin with “het” or “er” and are followed by a verb. The impersonal constructions can be used to convey a general statement, describe the weather, or express a necessity. The subject “het” is often used for expressions related to time, while “er” can be used in various contexts. As you practice the following exercises, focus on identifying the impersonal constructions and understanding their use in different situations.

Exercise 1: Fill in the blanks with the appropriate Dutch impersonal constructions

1. *Het* (It) regent vandaag.
2. *Er* (There) zijn veel toeristen in de stad.
3. *Het* (It) is belangrijk om te studeren.
4. *Er* (There) is een feestje vanavond.
5. *Het* (It) is tijd om te gaan.
6. *Er* (There) staat een lange rij buiten.
7. *Het* (It) is nog vroeg in de ochtend.
8. *Er* (There) zijn hier veel fietsers.
9. *Het* (It) is altijd gezellig bij hen thuis.
10. *Er* (There) zijn geen kaartjes meer beschikbaar.
11. *Het* (It) was een zonnige dag.
12. *Er* (There) hing een vreemde geur in de kamer.
13. *Het* (It) duurt niet lang meer.
14. *Er* (There) ligt een pakketje voor je op tafel.
15. *Het* (It) is snel donker in de winter.

Exercise 2: Fill in the blanks with the appropriate Dutch impersonal constructions

1. *Het* (It) sneeuwt buiten.
2. *Er* (There) zijn veel vrienden op het feest.
3. *Het* (It) is gezond om te sporten.
4. *Er* (There) is een nieuwe winkel geopend.
5. *Het* (It) wordt snel donker.
6. *Er* (There) zwemmen vissen in de vijver.
7. *Het* (It) is nog te vroeg om dat te zeggen.
8. *Er* (There) staat een file op de snelweg.
9. *Het* (It) is koud in de winter.
10. *Er* (There) waren veel mensen op de bijeenkomst.
11. *Het* (It) is bijna weekend.
12. *Er* (There) zijn niet genoeg stoelen voor iedereen.
13. *Het* (It) is niet mogelijk om te komen.
14. *Er* (There) ligt een cadeau voor je onder de kerstboom.
15. *Het* (It) is bijna tijd voor de vakantie.

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with revolutionary technology.

LEARN LANGUAGES FASTER
WITH AI

Learn 5x Faster