1. Als ik het geweten had , *had*(would have) ik het (you) verteld. [would have]
2. Ze *zouden*(would) het werk gedaan (done) hebben als ze meer tijd hadden gehad. [would]
3. Als hij zijn best *had*(had) gedaan, had hij het examen gehaald. [had]
4. Wij *hadden*(would have) die film gezien als het niet uitverkocht was. [would have]
5. Als jullie ons eerder *hadden*(had) gebeld, hadden wij je kunnen helpen. [had]
2. Ze *zouden*(would) het werk gedaan (done) hebben als ze meer tijd hadden gehad. [would]
3. Als hij zijn best *had*(had) gedaan, had hij het examen gehaald. [had]
4. Wij *hadden*(would have) die film gezien als het niet uitverkocht was. [would have]
5. Als jullie ons eerder *hadden*(had) gebeld, hadden wij je kunnen helpen. [had]
Exercise 2: Conditional Perfect with ‘zijn’
1. Als ik eerder was vertrokken, *was*(would be) ik op tijd geweest. [would be]
2. Ze *zouden*(would be) geslaagd zijn voor de test als ze harder hadden gestudeerd. [would be]
3. Als hij zijn been niet *had*(had) gebroken, was hij bij de wedstrijd geweest. [had]
4. Wij *zouden*(would be) op vakantie gegaan zijn als het niet zo duur was. [would be]
5. Als jullie eerder *waren*(were) aangekomen, waren jullie niet verdwaald. [were]
2. Ze *zouden*(would be) geslaagd zijn voor de test als ze harder hadden gestudeerd. [would be]
3. Als hij zijn been niet *had*(had) gebroken, was hij bij de wedstrijd geweest. [had]
4. Wij *zouden*(would be) op vakantie gegaan zijn als het niet zo duur was. [would be]
5. Als jullie eerder *waren*(were) aangekomen, waren jullie niet verdwaald. [were]