Exercise 1: Zou/Zouden
1. Als het morgen *regent*(rains), blijven we thuis.
2. Wat *zou*(would) jij doen als je een miljoen euro won?
3. Als ik meer tijd had, *zou*(would) ik meer boeken lezen.
4. Hij *zou*(would) zich beter voelen als hij voldoende sliep.
5. Ze zouden succesvoller zijn als ze meer *oefenden*(practiced).
6. Als je me beter kende, zou je dat niet *vragen*(ask).
7. Zou je me alsjeblieft kunnen *helpen*(help)?
8. Wij *zouden*(would) naar het concert gaan als we kaartjes hadden.
9. Ik zou een weekje vrij nemen als ik dat *mocht*(could).
10. Ze zou hier zijn als ze de weg *wist*(knew).
11. Als ik rijk was, zou ik een groot huis *kopen*(buy).
12. Als we eerder waren gekomen, *zouden*(would) we een betere plek hebben.
13. Wij zouden graag naar het buitenland *verhuizen*(move) als we de kans hadden.
14. Hij zou niet komen als hij niet geรฏnteresseerd *was*(was).
15. Zouden jullie het erg vinden als ik een beetje *later*(later) kom?
Exercise 2: Als/Dan
1. *Als*(if) het mooi weer is, gaan we naar het strand.
2. Ze zou vandaag komen, *maar*(but) ze voelt zich niet goed.
3. *Dan*(then) zouden we morgen kunnen afspreken.
4. *Als*(if) je klaar bent, kunnen we gaan.
5. Als je hulp nodig hebt, *laat*(let) het me weten.
6. *Als*(if) het regent, blijf ik binnen.
7. Als hij niet te laat is, *kunnen*(can) we op tijd beginnen.
8. Zou je kunnen koken? *Dan*(then) doe ik de afwas.
9. Als je stil bent, zal niemand je *horen*(hear).
10. *Als*(if) je beter eet, zul je je beter voelen.
11. We zouden naar het park gaan, *maar*(but) het is gesloten.
12. Als ik hier woonde, *zou*(would) ik elke dag naar het strand gaan.
13. *Dan*(then) kunnen we elkaar ontmoeten bij het station.
14. Als je nog steeds geรฏnteresseerd bent, *laat*(let) het me weten.
15. *Als*(if) je dat wilt, kun je het proberen.