Which language do you want to learn?

Which language do you want to learn?

Conditional Exercises For Dutch Grammar

Engaging in grammar practice for language proficiency 

The Conditional in Dutch grammar involves forming sentences that express what might happen or what could happen under certain conditions. It is often used with the verbs “zou” or “zouden” to create hypothetical situations. Developing skills in using the Conditional is essential for students learning Dutch, as it allows them to communicate more complex ideas and express thoughts about potential events in the future. In the following exercises, you will practice using the Conditional in Dutch grammar by filling in the blanks with the correct word to complete the sentence.

Exercise 1: Zou/Zouden

1. Als het morgen *regent*(rains), blijven we thuis.
2. Wat *zou*(would) jij doen als je een miljoen euro won?
3. Als ik meer tijd had, *zou*(would) ik meer boeken lezen.
4. Hij *zou*(would) zich beter voelen als hij voldoende sliep.
5. Ze zouden succesvoller zijn als ze meer *oefenden*(practiced).
6. Als je me beter kende, zou je dat niet *vragen*(ask).
7. Zou je me alsjeblieft kunnen *helpen*(help)?
8. Wij *zouden*(would) naar het concert gaan als we kaartjes hadden.
9. Ik zou een weekje vrij nemen als ik dat *mocht*(could).
10. Ze zou hier zijn als ze de weg *wist*(knew).
11. Als ik rijk was, zou ik een groot huis *kopen*(buy).
12. Als we eerder waren gekomen, *zouden*(would) we een betere plek hebben.
13. Wij zouden graag naar het buitenland *verhuizen*(move) als we de kans hadden.
14. Hij zou niet komen als hij niet geïnteresseerd *was*(was).
15. Zouden jullie het erg vinden als ik een beetje *later*(later) kom?

Exercise 2: Als/Dan

1. *Als*(if) het mooi weer is, gaan we naar het strand.
2. Ze zou vandaag komen, *maar*(but) ze voelt zich niet goed.
3. *Dan*(then) zouden we morgen kunnen afspreken.
4. *Als*(if) je klaar bent, kunnen we gaan.
5. Als je hulp nodig hebt, *laat*(let) het me weten.
6. *Als*(if) het regent, blijf ik binnen.
7. Als hij niet te laat is, *kunnen*(can) we op tijd beginnen.
8. Zou je kunnen koken? *Dan*(then) doe ik de afwas.
9. Als je stil bent, zal niemand je *horen*(hear).
10. *Als*(if) je beter eet, zul je je beter voelen.
11. We zouden naar het park gaan, *maar*(but) het is gesloten.
12. Als ik hier woonde, *zou*(would) ik elke dag naar het strand gaan.
13. *Dan*(then) kunnen we elkaar ontmoeten bij het station.
14. Als je nog steeds geïnteresseerd bent, *laat*(let) het me weten.
15. *Als*(if) je dat wilt, kun je het proberen.

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with revolutionary technology.

LEARN LANGUAGES FASTER
WITH AI

Learn 5x Faster