Which language do you want to learn?

Which language do you want to learn?

Common Prepositions Exercises For Dutch Grammar

Language learning scenario with grammar explanations 

Common Prepositions in Dutch grammar are essential for learners who want to master the language. These prepositions help in creating a proper structure and indicate relationships between various words within a sentence. By learning and practicing these prepositions, students can better understand and communicate their thoughts in Dutch. The following exercises will focus on some of the most common Dutch prepositions, providing students with an opportunity to practice and improve their skills.

Exercise 1: Fill in the blank with the correct Dutch preposition

1. Ik woon *in* (in) Amsterdam.
2. Hij zit *op* (on) de stoel.
3. De winkel is *achter* (behind) het station.
4. Ze loopt *naar* (to) de supermarkt.
5. Het boek ligt *naast* (beside) de laptop.
6. Mijn auto staat *voor* (in front of) het hotel.
7. Ze werkt *bij* (at) een bank.
8. De sleutels zijn *onder* (under) de mat.
9. Sandra rijdt *door* (through) het park.
10. Het restaurant is *tussen* (between) het museum en de bibliotheek.
11. De kerk staat *tegenover* (opposite) het postkantoor.
12. Kom *uit* (out) de kamer.
13. Wij wandelen *langs* (along) de rivier.
14. De kat zit *binnen* (inside) het huis.
15. De kinderen spelen *buiten* (outside) de school.

Exercise 2: Fill in the blank with the correct Dutch preposition

1. De brief is *aan* (to) mijn moeder.
2. Je kunt hem vinden *op* (on) Facebook.
3. Luis is niet *van* (from) Nederland, hij komt uit Spanje.
4. De pen ligt *op* (on) tafel.
5. De vogels vliegen *boven* (above) het huis.
6. Het kantoor is *naast* (next to) de supermarkt.
7. Ik werk *tot* (until) vijf uur ‘s middags.
8. Hij gaat *met* (with) zijn vriendin naar de bioscoop.
9. Het feest begint *om* (at) acht uur.
10. De trein vertrekt *vanaf* (from) spoor 7.
11. Ik ga *na* (after) het ontbijt naar de sportschool.
12. Het huis is *sinds* (since) vorige maand te koop.
13. Het park is *over* (across) de brug.
14. Er zitten vogels *in* (in) de boom.
15. Hij gaat *zonder* (without) jas naar buiten.

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with revolutionary technology.

LEARN LANGUAGES FASTER
WITH AI

Learn 5x Faster