Superlative forms in Dutch grammar are used to indicate that something has the highest degree of a particular quality. To form the superlative in Dutch, the adjective is usually preceded by the word “het” and followed by the suffix “-st” or “-ste” depending on the adjective’s ending. For example, “grootste” (biggest) or “kleinste” (smallest). In this exercise, you will learn how to use superlative forms in Dutch sentences by filling in the blanks with the correct superlative forms of the given adjectives. Practice these exercises to enhance your Dutch language skills, particularly in expressing comparisons of the highest degree.
Exercise 1: Fill in the blanks with the superlative form of the adjective in brackets
1. Deze taart is *de lekkerste* (tastiest) die ik ooit heb geproefd.
2. De *snelste* (fastest) manier om naar huis te gaan is met de fiets.
3. Mijn broer doet altijd het *minste* (least) werk in het huishouden.
4. Deze kamer heeft het *mooiste* (most beautiful) uitzicht op het park.
5. Hij was het *luidste* (loudest) aan het zingen tijdens het concert.
6. De *zwaarste* (heaviest) tas is die met de boeken erin.
7. Zij spreekt de *meeste* (most) talen in onze vriendengroep.
8. Dit restaurant heeft de *beste* (best) prijs-kwaliteitverhouding.
9. Het *duurste* (most expensive) huis in de stad heeft vier zwembaden.
10. Ik ga altijd naar het *dichtstbijzijnde* (nearest) café voor mijn koffie.
11. Amsterdam is de *grootste* (largest) stad van Nederland.
12. Mijn *kleinste* (smallest) zoon is pas drie jaar oud.
13. Hij is de *jongste* (youngest) van zijn klas, maar ook de slimste.
14. Zij heeft het *hoogste* (highest) cijfer voor haar examen gehaald.
15. Uiteindelijk denk ik dat dit de *slechtste* (worst) beslissing is geweest.
2. De *snelste* (fastest) manier om naar huis te gaan is met de fiets.
3. Mijn broer doet altijd het *minste* (least) werk in het huishouden.
4. Deze kamer heeft het *mooiste* (most beautiful) uitzicht op het park.
5. Hij was het *luidste* (loudest) aan het zingen tijdens het concert.
6. De *zwaarste* (heaviest) tas is die met de boeken erin.
7. Zij spreekt de *meeste* (most) talen in onze vriendengroep.
8. Dit restaurant heeft de *beste* (best) prijs-kwaliteitverhouding.
9. Het *duurste* (most expensive) huis in de stad heeft vier zwembaden.
10. Ik ga altijd naar het *dichtstbijzijnde* (nearest) café voor mijn koffie.
11. Amsterdam is de *grootste* (largest) stad van Nederland.
12. Mijn *kleinste* (smallest) zoon is pas drie jaar oud.
13. Hij is de *jongste* (youngest) van zijn klas, maar ook de slimste.
14. Zij heeft het *hoogste* (highest) cijfer voor haar examen gehaald.
15. Uiteindelijk denk ik dat dit de *slechtste* (worst) beslissing is geweest.
Exercise 2: Fill in the blanks with the superlative form of the adjective in brackets
1. De Eiffeltoren is *het hoogste* (tallest) gebouw in Parijs.
2. Ik vind zijn nieuwste schilderij het *minst interessante* (least interesting) van zijn collectie.
3. Het *warmste* (warmest) land dat ik ooit heb bezocht is Egypte.
4. Zij is de *langste* (tallest) dame op het feest.
5. De *leukste* (most fun) activiteit tijdens het schoolkamp was het kanoën.
6. Dit is het *zachtste* (softest) kussen dat ik ooit heb gevoeld.
7. Zijn *oudste* (oldest) broer is meer dan 40 jaar ouder dan hij.
8. Ik draag altijd mijn *comfortabelste* (most comfortable) schoenen als ik moet staan op mijn werk.
9. De *rijkste* (richest) persoon ter wereld kan nooit genoeg geld hebben.
10. In deze winkel vind je de *goedkoopste* (cheapest) kleding van de stad.
11. Mijn hond is het *liefste* (sweetest) beestje dat ik ken.
12. Het *moeilijkste* (most difficult) deel van de cursus was het leren van de grammatica.
13. Zij heeft de *verste* (furthest) reis gemaakt om hier te komen.
14. Deze film is de *spannendste* (most exciting) die ik in tijden heb gezien.
15. Ondanks alle tegenslagen was dit de *gelukkigste* (happiest) periode van mijn leven.
2. Ik vind zijn nieuwste schilderij het *minst interessante* (least interesting) van zijn collectie.
3. Het *warmste* (warmest) land dat ik ooit heb bezocht is Egypte.
4. Zij is de *langste* (tallest) dame op het feest.
5. De *leukste* (most fun) activiteit tijdens het schoolkamp was het kanoën.
6. Dit is het *zachtste* (softest) kussen dat ik ooit heb gevoeld.
7. Zijn *oudste* (oldest) broer is meer dan 40 jaar ouder dan hij.
8. Ik draag altijd mijn *comfortabelste* (most comfortable) schoenen als ik moet staan op mijn werk.
9. De *rijkste* (richest) persoon ter wereld kan nooit genoeg geld hebben.
10. In deze winkel vind je de *goedkoopste* (cheapest) kleding van de stad.
11. Mijn hond is het *liefste* (sweetest) beestje dat ik ken.
12. Het *moeilijkste* (most difficult) deel van de cursus was het leren van de grammatica.
13. Zij heeft de *verste* (furthest) reis gemaakt om hier te komen.
14. Deze film is de *spannendste* (most exciting) die ik in tijden heb gezien.
15. Ondanks alle tegenslagen was dit de *gelukkigste* (happiest) periode van mijn leven.