Entrepreneurs expanding their businesses to Dutch-speaking countries or collaborating with Dutch companies will find it essential to understand the key business terminologies within that context. Grasping these terms not only aids in communication but also shows respect and professionalism. Below is a list of Dutch business vocabulary that can serve as a foundation for entrepreneurs engaging with Dutch clients or colleagues.

Ondernemer
This word literally translates to “entrepreneur” and is used to describe someone who owns or runs their own business.

Wanneer je een ondernemer wordt, ben je verantwoordelijk voor elke beslissing die jouw bedrijf neemt.

Bedrijf
“Company” or “business” in English, a bedrijf is any commercial organization that sells goods or services.

Ons bedrijf heeft dit kwartaal een hogere omzet behaald dan verwacht.

Zakelijke rekening
Meaning “business account,” this is an account used by entrepreneurs and companies for financial transactions related to their business.

We moeten een betaling doen; kun je de gegevens van de zakelijke rekening verstrekken?

Jaarrekening
This is the “annual financial statement” or “annual accounts,” which is a comprehensive report of a company’s yearly financial performance.

De accountant is de jaarrekening aan het voorbereiden voor de aandeelhoudersvergadering.

Belasting
Simple yet crucial, it means “tax.” In business, understanding the structure and amount of applicable taxes is vital.

Elk bedrijf moet belasting betalen op basis van het inkomen dat het genereert.

KvK-nummer
Short for ‘Kamer van Koophandel’ number, it is the “Chamber of Commerce number,” a unique identifier for companies registered in the Netherlands.

Je hebt een KvK-nummer nodig om een zakelijke rekening te kunnen openen.

Netwerken
This translates to “networking,” an essential activity for entrepreneurs seeking to build business relationships and opportunities.

Een succesvol ondernemer besteedt veel tijd aan netwerken en het ontmoeten van potentiële klanten.

Marktonderzoek
Known as “market research,” this is the process businesses use to gather information about customers’ needs and preferences.

Voordat we het product lanceren, moeten we grondig marktonderzoek doen.

MKB
This stands for “Midden- en Kleinbedrijf,” which is the Dutch term for small and medium-sized enterprises (SMEs).

Het MKB segment speelt een cruciale rol in de groei van de Nederlandse economie.

Vennootschap
Meaning “partnership,” this refers to a business structure where two or more individuals manage and operate a business in accordance with the terms set out in a partnership agreement.

Ze hebben een vennootschap opgericht omdat ze geloven dat samenwerken hen sterkere resultaten zal opleveren.

With this fundamental Dutch business terminology at hand, entrepreneurs can navigate the Dutch business landscape more confidently. Although this list is not exhaustive, it covers terms that are relevant and could potentially arise in everyday business contexts in Dutch-speaking environments. As always, continuous learning and practice are key to mastering any new language, so do not hesitate to expand your vocabulary further and to use these terms actively in your business communications.