Dier
Meaning: Animal
In het bos zagen we een wild dier.
(We saw a wild animal in the forest.)

Huisdier
Meaning: Pet
Mijn kinderen willen graag een huisdier hebben.
(My children would like to have a pet.)

Hond
Meaning: Dog
De hond speelt in de tuin.
(The dog is playing in the garden.)

Kat
Meaning: Cat
De kat ligt te slapen op de bank.
(The cat is sleeping on the couch.)

Vis
Meaning: Fish
Wij hebben drie vissen in het aquarium.
(We have three fish in the aquarium.)

Vogel
Meaning: Bird
Elke ochtend horen we de vogels fluiten.
(Every morning we hear the birds chirping.)

Knaagdier
Meaning: Rodent
Hamsters zijn populaire knaagdieren als huisdieren.
(Hamsters are popular rodents as pets.)

Paard
Meaning: Horse
Mijn zus neemt paardrijlessen en verzorgt een paard.
(My sister is taking horseback riding lessons and takes care of a horse.)

Koe
Meaning: Cow
Op de boerderij zijn veel koeien in de wei.
(There are many cows in the meadow on the farm.)

Schaap
Meaning: Sheep
De schapen worden geschoren voor hun wol.
(The sheep are being sheared for their wool.)

Geit
Meaning: Goat
De geiten op de boerderij zijn heel vriendelijk.
(The goats on the farm are very friendly.)

Vlinder
Meaning: Butterfly
Er vloog een prachtige vlinder rond in onze tuin.
(A beautiful butterfly was flying around in our garden.)

Konijn
Meaning: Rabbit
Kinderen vinden konijntjes vaak heel schattig.
(Children often find baby rabbits very cute.)

By starting with this essential animal and pet-related vocabulary, you’ll be able to navigate conversations involving furry friends with ease. Whether you’re discussing what animals you saw on a hike or talking about your beloved huisdier, these words will certainly help you connect with fellow animal lovers in Dutch. Keep practicing, and you’ll soon sound like a native when discussing the animal kingdom in the Netherlands!