In de Italiaanse grammatica worden vergelijkende en superlatieve bijvoeglijke naamwoorden gebruikt om twee of meer dingen, mensen of kwaliteiten met elkaar te vergelijken. Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden drukken een hogere of lagere graad van een kwaliteit uit, terwijl superlatieve bijvoeglijke naamwoorden de hoogste of laagste graad van een kwaliteit uitdrukken. Om vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden te vormen, kun je de woorden “più” (meer) of “meno” (minder) gebruiken, gevolgd door het bijvoeglijk naamwoord en het woord “di” of “che” om de vergelijking te maken. Superlatieve bijvoeglijke naamwoorden worden gevormd door het achtervoegsel “-issimo/-issima/-issimi/-issime” toe te voegen aan het bijvoeglijk naamwoord. In deze oefening oefen je het gebruik van vergelijkende en superlatieve bijvoeglijke naamwoorden in het Italiaans door de lege plekken in te vullen met de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord. Buona fortuna!