1. これはペンです。 (Hint: Gebruik het aanwijzende voornaamwoord voor iets dicht bij de spreker.) → *これ*
2. それはあなたの本ですか？ (Hint: Gebruik het aanwijzende voornaamwoord voor iets dicht bij de luisteraar.) → *それ*
3. あれは山です。 (Hint: Gebruik het aanwijzende voornaamwoord voor iets ver van zowel spreker als luisteraar.) → *あれ*
4. これはおいしいケーキです。 (Hint: Iets wat de spreker aanwijst vlakbij.) → *これ*
5. それは新しい車です。 (Hint: Iets wat de luisteraar aanwijst dichtbij.) → *それ*
6. あれは空港です。 (Hint: Iets wat ver weg is van beiden.) → *あれ*
7. これは私の電話です。 (Hint: Spreker wijst naar iets in zijn/haar hand.) → *これ*
8. それは彼の家です。 (Hint: Luisteraar wijst naar een gebouw dichtbij.) → *それ*
9. あれは遠いです。 (Hint: Iets op afstand, niet bij spreker of luisteraar.) → *あれ*
10. これは新しい本です。 (Hint: Iets dat de spreker laat zien.) → *これ*

1. Q: これは何ですか？ (Hint: Vraag naar iets dichtbij de spreker.)
A: これは時計です。 → *これ*
2. Q: それは誰のカバンですか？ (Hint: Vraag naar iets bij de luisteraar.)
A: それは私のカバンです。 → *それ*
3. Q: あれはどこですか？ (Hint: Vraag naar iets ver weg van beiden.)
A: あれは駅です。 → *あれ*
4. Q: これはおいしいですか？ (Hint: Spreker vraagt over iets dicht bij hem/haar.)
A: はい、これはとてもおいしいです。 → *これ*
5. Q: それは高いですか？ (Hint: Vraag over iets bij luisteraar.)
A: いいえ、それは安いです。 → *それ*
6. Q: あれはだれの車ですか？ (Hint: Vraag over iets ver weg.)
A: あれは先生の車です。 → *あれ*
7. Q: これは新しいレストランですか？ (Hint: Vraag over iets dichtbij spreker.)
A: はい、これは新しいレストランです。 → *これ*
8. Q: それは面白い映画ですか？ (Hint: Vraag over iets bij luisteraar.)
A: いいえ、それはつまらない映画です。 → *それ*
9. Q: あれは何時ですか？ (Hint: Vraag over iets op afstand.)
A: あれは午後三時です。 → *あれ*
10. Q: これは誰のペンですか？ (Hint: Vraag over iets in de buurt van spreker.)
A: これは私のペンです。 → *これ*