Oefening 1: Kies het juiste lidwoord (geslachtsoefening)
2. *ἡ* γυνή werkt hard vandaag. (Hint: vrouwelijk lidwoord voor “vrouw”)
3. *τό* δένδρον is groot. (Hint: onzijdig lidwoord voor “boom”)
4. *ὁ* παῖς speelt met zijn vrienden. (Hint: mannelijk lidwoord voor “jongen”)
5. *ἡ* θάλασσα is blauw. (Hint: vrouwelijk lidwoord voor “zee”)
6. *τό* παιδίον is klein. (Hint: onzijdig lidwoord voor “kind”)
7. *ὁ* λόγος is duidelijk. (Hint: mannelijk lidwoord voor “woord”)
8. *ἡ* νύξ is donker. (Hint: vrouwelijk lidwoord voor “nacht”)
9. *τό* δῶρον is mooi. (Hint: onzijdig lidwoord voor “geschenk”)
10. *ὁ* φίλος helpt altijd. (Hint: mannelijk lidwoord voor “vriend”)
Oefening 2: Pas het bijvoeglijk naamwoord aan op het geslacht
2. ἡ *καλή* γυνή zingt mooi. (Hint: vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord voor “mooi”)
3. τό *καλόν* δένδρον is gezond. (Hint: onzijdig bijvoeglijk naamwoord voor “mooi”)
4. ὁ *μικρός* παῖς speelt buiten. (Hint: mannelijk bijvoeglijk naamwoord voor “klein”)
5. ἡ *μικρά* θάλασσα is rustig. (Hint: vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord voor “klein”)
6. τό *μικρόν* παιδίον slaapt. (Hint: onzijdig bijvoeglijk naamwoord voor “klein”)
7. ὁ *σοφός* λόγος is belangrijk. (Hint: mannelijk bijvoeglijk naamwoord voor “wijs”)
8. ἡ *σοφή* νύξ is stil. (Hint: vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord voor “wijs”)
9. τό *σοφόν* δῶρον is waardevol. (Hint: onzijdig bijvoeglijk naamwoord voor “wijs”)
10. ὁ *πιστός* φίλος helpt altijd. (Hint: mannelijk bijvoeglijk naamwoord voor “trouw”)