De Verleden Tijd in de Franse grammatica, ook bekend als de “voltooid verleden tijd” of “pluperfect”, wordt gebruikt om handelingen uit te drukken die plaatsvonden vóór een andere handeling in het verleden. Deze tijd wordt gevormd door het hulpwerkwoord “avoir” of “être” in de eenvoudige verleden tijd (ook wel “passé simple” of “preterite” genoemd) te combineren met het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. De keuze van het hulpwerkwoord hangt af van het hoofdwerkwoord: de meeste werkwoorden gebruiken “avoir”, maar sommige bewegingswerkwoorden en wederkerende werkwoorden gebruiken “être”. In deze oefeningen oefen je het gebruik van de verleden tijd in verschillende contexten. Vul de lege plekken in met de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes, en vergeet niet het juiste hulpwerkwoord te gebruiken. Bonne chance!