1. Du *kan* komme på besøk i morgen. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om mogelijkheid uit te drukken)
2. Han *må* ikke røyke her. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een verbod aan te geven)
3. Vi *skal* spise middag klokka seks. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een geplande actie uit te drukken)
4. Kan jeg *få* låne boka di? (Hint: Gebruik het modale werkwoord om toestemming te vragen)
5. De *må* gjøre leksene sine før lekserfri. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om verplichting aan te geven)
6. Du *bør* drikke mer vann. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een advies te geven)
7. Vi *kan* ikke gå ut nå fordi det regner. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om mogelijkheid uit te drukken)
8. Hun *skal* jobbe i helgen. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een toekomstplan aan te geven)
9. Jeg *må* ringe legen i dag. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om noodzaak uit te drukken)
10. Dere *kan* snakke norsk veldig godt! (Hint: Gebruik het modale werkwoord om mogelijkheid of bekwaamheid uit te drukken)

1. Han *skal* hjelpe til med husarbeidet. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een afspraak of plan aan te geven)
2. Du *må* komme i tide til møtet. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om verplichting of noodzaak aan te geven)
3. Jeg *kan* ikke spise sjokolade nå. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om onmogelijkheid uit te drukken)
4. Vi *bør* spare penger til ferien. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een aanbeveling te geven)
5. Kan du *hjelpe* meg med denne oppgaven? (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een verzoek te doen)
6. Hun *må* lære seg norsk raskt. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om noodzaak aan te geven)
7. Vi *skal* reise til Bergen neste uke. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een toekomstplan uit te drukken)
8. Du *kan* ta bussen eller toget til byen. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om keuze of mogelijkheid uit te drukken)
9. De *bør* ikke bruke mobilen under forelesningen. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om een advies of regel aan te geven)
10. Jeg *må* gå nå, det er sent. (Hint: Gebruik het modale werkwoord om noodzaak aan te geven)