In Dutch grammar, the indicative and subjunctive moods are used to express different perspectives or attitudes towards an action or state. The indicative is the most common mood and simply states facts or asks questions. On the other hand, the subjunctive is used to express possibilities, wishes, doubts or uncertainty and is much less common in modern Dutch. However, it is still essential to learn and understand both moods to build a solid foundation in Dutch grammar.
Exercise 1: Fill in the blanks with the correct form of the verb in the Indicative mood
1. Ik *eet* (eat) een appel.
2. Zij *werken* (work) bij de supermarkt.
3. Jullie *kijken* (watch) naar de televisie.
4. Hij *leest* (read) een boek.
5. Wij *lopen* (walk) in het park.
6. Waar *is* (be) mijn fiets?
7. *Hebben* (have) jullie tijd om te praten?
8. De hond *slaapt* (sleep) op de bank.
9. Wat *doet* (do) zij voor werk?
10. Zij *zegt* (say) dat het gaat regenen.
11. Ik *wacht* (wait) op mijn vriend.
12. Wij *rijden* (drive) naar school.
13. Hoe laat *begint* (start) de vergadering?
14. Waarom *huil* (cry) het kind?
15. Zij *drinken* (drink) koffie in het café.
2. Zij *werken* (work) bij de supermarkt.
3. Jullie *kijken* (watch) naar de televisie.
4. Hij *leest* (read) een boek.
5. Wij *lopen* (walk) in het park.
6. Waar *is* (be) mijn fiets?
7. *Hebben* (have) jullie tijd om te praten?
8. De hond *slaapt* (sleep) op de bank.
9. Wat *doet* (do) zij voor werk?
10. Zij *zegt* (say) dat het gaat regenen.
11. Ik *wacht* (wait) op mijn vriend.
12. Wij *rijden* (drive) naar school.
13. Hoe laat *begint* (start) de vergadering?
14. Waarom *huil* (cry) het kind?
15. Zij *drinken* (drink) koffie in het café.
Exercise 2: Fill in the blanks with the correct form of the verb in the Subjunctive mood
1. Het is belangrijk dat hij *slaagt* (pass) voor zijn examen.
2. Moge God *zegenen* (bless) jullie nieuwe huis.
3. Zorg ervoor dat zij *kome* (come) op tijd.
4. Het is mogelijk dat het *regene* (rain) morgen.
5. Ik wil dat jullie *zwijgen* (be silent) tijdens de film.
6. Het is noodzakelijk dat de trein *stoppe* (stop) bij het station.
7. Het is beter als het kind *werke* (work) hard aan zijn huiswerk.
8. Wens dat het feest *geslaagd* (successful) zij.
9. Ik hoop dat hij *winne* (win) de wedstrijd.
10. Het is essentieel dat de school *opende* (open) op tijd.
11. Ik wil dat je *bereid* (prepare) bent voor de les.
12. Het is belangrijk dat zij *volbrengen* (accomplish) haar doelen.
13. Verlangen dat hij *vind* (find) een nieuwe baan.
14. Het is noodzakelijk dat wij *beslissen* (decide) dit vandaag.
15. Ik zou willen dat jullie *hebben* (have) een fijne dag.
2. Moge God *zegenen* (bless) jullie nieuwe huis.
3. Zorg ervoor dat zij *kome* (come) op tijd.
4. Het is mogelijk dat het *regene* (rain) morgen.
5. Ik wil dat jullie *zwijgen* (be silent) tijdens de film.
6. Het is noodzakelijk dat de trein *stoppe* (stop) bij het station.
7. Het is beter als het kind *werke* (work) hard aan zijn huiswerk.
8. Wens dat het feest *geslaagd* (successful) zij.
9. Ik hoop dat hij *winne* (win) de wedstrijd.
10. Het is essentieel dat de school *opende* (open) op tijd.
11. Ik wil dat je *bereid* (prepare) bent voor de les.
12. Het is belangrijk dat zij *volbrengen* (accomplish) haar doelen.
13. Verlangen dat hij *vind* (find) een nieuwe baan.
14. Het is noodzakelijk dat wij *beslissen* (decide) dit vandaag.
15. Ik zou willen dat jullie *hebben* (have) een fijne dag.