Exercise 1: Fill in the blanks with the correct form of the verb in the Indicative mood
1. Ik *eet* (eat) een appel.
2. Zij *werken* (work) bij de supermarkt.
3. Jullie *kijken* (watch) naar de televisie.
4. Hij *leest* (read) een boek.
5. Wij *lopen* (walk) in het park.
6. Waar *is* (be) mijn fiets?
7. *Hebben* (have) jullie tijd om te praten?
8. De hond *slaapt* (sleep) op de bank.
9. Wat *doet* (do) zij voor werk?
10. Zij *zegt* (say) dat het gaat regenen.
11. Ik *wacht* (wait) op mijn vriend.
12. Wij *rijden* (drive) naar school.
13. Hoe laat *begint* (start) de vergadering?
14. Waarom *huil* (cry) het kind?
15. Zij *drinken* (drink) koffie in het café.
Exercise 2: Fill in the blanks with the correct form of the verb in the Subjunctive mood
1. Het is belangrijk dat hij *slaagt* (pass) voor zijn examen.
2. Moge God *zegenen* (bless) jullie nieuwe huis.
3. Zorg ervoor dat zij *kome* (come) op tijd.
4. Het is mogelijk dat het *regene* (rain) morgen.
5. Ik wil dat jullie *zwijgen* (be silent) tijdens de film.
6. Het is noodzakelijk dat de trein *stoppe* (stop) bij het station.
7. Het is beter als het kind *werke* (work) hard aan zijn huiswerk.
8. Wens dat het feest *geslaagd* (successful) zij.
9. Ik hoop dat hij *winne* (win) de wedstrijd.
10. Het is essentieel dat de school *opende* (open) op tijd.
11. Ik wil dat je *bereid* (prepare) bent voor de les.
12. Het is belangrijk dat zij *volbrengen* (accomplish) haar doelen.
13. Verlangen dat hij *vind* (find) een nieuwe baan.
14. Het is noodzakelijk dat wij *beslissen* (decide) dit vandaag.
15. Ik zou willen dat jullie *hebben* (have) een fijne dag.