The Imperative in Dutch grammar is used to give commands, make requests, or offer advice. It is typically formed by using the verb stem, which is the base form of the verb without the ‘-en’ ending. In Dutch, the imperative form is almost always the same as the present tense for the singular, except for a few irregular verbs. It can be used in both informal and formal situations, but it is essential to use the proper level of politeness to avoid sounding rude. In this exercise, you will practice the imperative form in Dutch and learn how to use it in various contexts.
Exercise 1: Imperative sentences (Informal)
1. *Ga* (Go) naar de winkel en koop brood.
2. *Blijf* (Stay) rustig en wacht hier.
3. *Lees* (Read) dit boek, het is interessant.
4. *Luister* (Listen) goed naar de leraar.
5. *Schrijf* (Write) een brief aan je vriend.
6. *Maak* (Make) je huiswerk op tijd af.
7. *Eet* (Eat) je groenten, ze zijn gezond.
8. *Drink* (Drink) voldoende water.
9. *Kijk* (Watch) naar dat nieuwsbericht.
10. *Bel* (Call) me als je thuis bent.
11. *Zet* (Turn) de televisie aan.
12. *Ruim* (Clean) je kamer op.
13. *Doe* (Do) de deur dicht.
14. *Was* (Wash) je handen voor het eten.
15. *Vertel* (Tell) me wat er is gebeurd.
Exercise 2: Imperative sentences (Formal)
1. *Komt* (Come) alstublieft op tijd.
2. *Geeft* (Give) mij de documenten, alstublieft.
3. *Wacht* (Wait) even, alstublieft.
4. *Gaat* (Go) naar de vergadering om drie uur.
5. *Opent* (Open) het venster, het is warm hier.
6. *Sluit* (Close) het venster alsjeblieft, het is koud.
7. *Stel* (Ask) een vraag als u iets niet begrijpt.
8. *Neem* (Take) deze brochure mee.
9. *Beantwoord* (Answer) de telefoon, alstublieft.
10. *Volgt* (Follow) de instructies op het bord.
11. *Vul* (Fill) het formulier in en geef het terug.
12. *Controleer* (Check) de gegevens voor het verzenden.
13. *Geef* (Pass) de informatie door aan uw collega’s.
14. *Meld* (Report) het incident bij de receptie.
15. *Bespreek* (Discuss) het voorstel met uw team.