Which language do you want to learn?

Which language do you want to learn?

Affirmative Sentences Exercises For Dutch Grammar

Innovative learning methods using grammar exercises

Affirmative sentences in Dutch grammar are sentences that express a positive or affirmative statement. In Dutch, the sentence structure typically consists of a subject, verb, and object (also known as SVO). The verb always comes at the second position in the sentence, regardless of the subject or object. Dutch affirmative sentences are relatively easy to construct and can be a great way for learners to practice their Dutch language skills. These fill-in-the-blank exercises will help students work on their Dutch grammar by focusing on the formation of affirmative sentences.

Exercise 1: Fill in the blanks with the appropriate Dutch word (Affirmative Sentences)

1. Zij *woont* (lives) in Amsterdam.
2. Wij *drinken* (drink) koffie.
3. Mijn moeder *kookt* (cooks) elke avond.
4. De kinderen *spelen* (play) buiten.
5. Het boek *ligt* (lies) op de tafel.
6. Hij *werkt* (works) op een kantoor.
7. De auto *staat* (stands) voor het huis.
8. U *leest* (read) een krant.
9. De kat *slaapt* (sleeps) op de bank.
10. Ik *eet* (eat) een boterham.
11. Mijn vader *fietst* (cycles) elke dag naar zijn werk.
12. Rembrandt *was* (was) een beroemde schilder.
13. De zon *schijnt* (shines) fel.
14. De trein *vertrekt* (departs) om 5 uur.
15. Jij *draagt* (wear) een blauw T-shirt.

 

Exercise 2: Fill in the blanks with the appropriate Dutch word (Affirmative Sentences)

1. De hond *kwispelt* (wags) met zijn staart.
2. Het regent *hard* (hard) vandaag.
3. De bloemen *ruiken* (smell) heerlijk.
4. We *kijken* (watch) naar een film.
5. Julie *danst* (dances) graag.
6. De bus *stopt* (stops) hier.
7. De deur *slaat* (slams) dicht.
8. De boom *groeit* (grows) snel.
9. Het meisje *springt* (jumps) hoog.
10. Ik *hou* (love) van ijs.
11. De vogels *zingen* (sing) in de ochtend.
12. De taart *smaakt* (tastes) heerlijk.
13. Het water *kookt* (boils) in de pan.
14. Zij *zwemmen* (swim) in het zwembad.
15. Het vliegtuig *landt* (lands) op de luchthaven.

 

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with revolutionary technology.

LEARN LANGUAGES FASTER
WITH AI

Learn 5x Faster