Learning to express emotions and feelings in another language can be a challenge, but it’s also one of the most rewarding parts of language acquisition. When you’re learning Dutch, knowing how to articulate your emotions can help you connect with others and enrich your conversational skills. Here’s a list of key Dutch vocabulary for describing a range of emotions and feelings, complete with their definitions and example sentences to help you use them correctly.

Blij
Definition: Happy or glad.
Ik ben vandaag zo blij omdat ik een nieuwe baan heb gekregen! (I am so happy today because I got a new job!)

Verdrietig
Definition: Sad.
Zij voelt zich verdrietig nu haar vakantie voorbij is. (She feels sad now that her holiday is over.)

Boos
Definition: Angry.
Hij werd boos toen hij hoorde dat zijn vlucht geannuleerd was. (He got angry when he heard that his flight was canceled.)

Bang
Definition: Afraid or scared.
Mijn zusje is bang in het donker. (My little sister is afraid of the dark.)

Verrast
Definition: Surprised.
We waren allemaal verrast door het onverwachte nieuws. (We were all surprised by the unexpected news.)

Verward
Definition: Confused.
Hij is verward door de ingewikkelde instructies. (He is confused by the complicated instructions.)

Opgewonden
Definition: Excited.
De kinderen zijn opgewonden omdat morgen de kermis begint. (The children are excited because the fair starts tomorrow.)

Teleurgesteld
Definition: Disappointed.
Ik was teleurgesteld toen ik hoorde dat ik niet was geselecteerd voor het team. (I was disappointed when I heard I was not selected for the team.)

Ongerust
Definition: Worried or anxious.
Moeder is ongerust omdat je nog steeds niet thuis bent. (Mother is worried because you are still not home.)

Trots
Definition: Proud.
Mijn vader is erg trots op mijn examenresultaten. (My father is very proud of my exam results.)

Verliefd
Definition: In love.
Zij zijn al jaren samen en nog steeds verliefd. (They have been together for years and are still in love.)

Nerveus
Definition: Nervous.
Ik ben altijd een beetje nerveus voor een sollicitatiegesprek. (I am always a bit nervous before a job interview.)

Eenzaam
Definition: Lonely.
Hij voelt zich eenzaam sinds hij naar de nieuwe stad is verhuisd. (He has been feeling lonely since he moved to the new city.)

Geschokt
Definition: Shocked.
We waren geschokt toen we het tragische nieuws hoorden. (We were shocked when we heard the tragic news.)

Bezorgd
Definition: Concerned.
Ze is bezorgd om haar zieke grootmoeder. (She is concerned for her sick grandmother.)

Ontspannen
Definition: Relaxed.
Na een lange massage voelde ik me helemaal ontspannen. (After a long massage, I felt totally relaxed.)

Uitgeput
Definition: Exhausted.
Na het rennen van de marathon was hij volkomen uitgeput. (After running the marathon, he was completely exhausted.)

Jaloezie
Definition: Jealousy.
Er was een gevoel van jaloezie toen hij de promotie kreeg. (There was a feeling of jealousy when he got the promotion.)

Dankbaar
Definition: Grateful or thankful.
Ik ben zo dankbaar voor alle steun die ik van mijn vrienden heb gekregen. (I am so grateful for all the support I’ve received from my friends.)

Opluchting
Definition: Relief.
Het was een grote opluchting toen we hoorden dat het examen was uitgesteld. (It was a great relief when we heard that the exam was postponed.)

By familiarizing yourself with these words and using them in your conversations, you not only enhance your Dutch language skills but also deepen your ability to express a full spectrum of human emotions. Don’t be afraid to express how you feel—embrace the nuances of Dutch words to share your emotions!