Exercício 1: Formando frases passivas com “worden”
2. De brieven *worden* elke dag geschreven. (Dica: plural, verbo “worden” no presente)
3. Het huis *wordt* door de timmerman gebouwd. (Dica: verbo “worden” no presente para “het huis”)
4. De film *wordt* door veel mensen gezien. (Dica: verbo “worden” no presente para singular)
5. De e-mails *worden* door de secretaresse verstuurd. (Dica: verbo “worden” no presente para plural)
6. Het eten *wordt* door de kok klaargemaakt. (Dica: verbo “worden” no presente para singular)
7. De auto *wordt* door de monteur gerepareerd. (Dica: verbo “worden” no presente para singular)
8. De pakketten *worden* door de postbode bezorgd. (Dica: verbo “worden” no presente para plural)
9. De planten *worden* door de tuinman verzorgd. (Dica: verbo “worden” no presente para plural)
10. Het rapport *wordt* door de manager gecontroleerd. (Dica: verbo “worden” no presente para singular)
Exercício 2: Passado passivo com “werden”
2. De brieven *werden* gisteren geschreven. (Dica: plural, verbo “werden” no passado)
3. Het huis *werd* vorige week gebouwd. (Dica: verbo “werden” no passado para singular)
4. De film *werd* door veel mensen gezien. (Dica: verbo “werden” no passado para singular)
5. De e-mails *werden* door de secretaresse verstuurd. (Dica: plural, verbo “werden” no passado)
6. Het eten *werd* door de kok klaargemaakt. (Dica: verbo “werden” no passado para singular)
7. De auto *werd* door de monteur gerepareerd. (Dica: verbo “werden” no passado para singular)
8. De pakketten *werden* door de postbode bezorgd. (Dica: plural, verbo “werden” no passado)
9. De planten *werden* door de tuinman verzorgd. (Dica: plural, verbo “werden” no passado)
10. Het rapport *werd* door de manager gecontroleerd. (Dica: verbo “werden” no passado para singular)