Kannada-woorden die u moet kennen voor gemiddeld niveau

Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagend maar lonend proces zijn. Als je al een basiskennis hebt van de Kannada-taal en je wilt je vaardigheden naar een gemiddeld niveau tillen, dan is deze gids perfect voor jou. In dit artikel zullen we enkele essentiƫle Kannada-woorden en -zinnen bespreken die je moet kennen om je conversatievaardigheden te verbeteren en je begrip van de taal te verdiepen.

Belangrijke zelfstandige naamwoorden

Zelfstandige naamwoorden vormen de ruggengraat van elke taal. Hier zijn enkele belangrijke Kannada-zelfstandige naamwoorden die je moet kennen:

1. ಮನೆ (mane) – Huis
2. ಪರಿವಾರ (parivāra) – Familie
3. ಮಗ (maga) – Zoon
4. ಮಗಳು (magaįø·u) – Dochter
5. ಶಾಲೆ (śāle) – School
6. ą²•ą³ƒą²·ą²æ (kṛṣi) – Landbouw
7. ą²…ą²Øą³ą²Ø (anna) – Voedsel
8. ಪಾಠ (pāṭha) – Les
9. ą²…ą²Ŗą²°ą²¾ą²¹ą³ą²Ø (aparāhna) – Namiddag
10. ಆಭರಣ (ābharaṇa) – Sieraad

Zinnen met zelfstandige naamwoorden

Het is belangrijk om te weten hoe je deze zelfstandige naamwoorden in zinnen kunt gebruiken:

1. ನಾನು ą²®ą²Øą³†ą²Æą²²ą³ą²²ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³† (nānu maneyalli iddēne) – Ik ben thuis.
2. ą²Øą²®ą³ą²® ą²•ą³ą²Ÿą³ą²‚ą²¬ ą²¦ą³Šą²”ą³ą²”ą²¦ą³ (namma kuį¹­umba doįøįøadu) – Onze familie is groot.
3. ಅವನು ą²Øą²Øą³ą²Ø ಮಗ (avanu nanna maga) – Hij is mijn zoon.
4. ಅವಳು ą²Øą²Øą³ą²Ø ಮಗಳು (avaįø·u nanna magaįø·u) – Zij is mijn dochter.
5. ನಾನು ಶಾಲೆಗೆ ą²¹ą³‹ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²Øą³† (nānu śālege hōguttēne) – Ik ga naar school.
6. ಅವರು ą²•ą³ƒą²·ą²æ ą²®ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²°ą³† (avaru kṛṣi mÄįøuttāre) – Zij doen aan landbouw.
7. ಆಹಾರ ಸವಿಯಿರಿ (āhāra saviyiri) – Geniet van het eten.
8. ą²‡ą²µą²¤ą³ą²¤ą²æą²Ø ಪಾಠ ą²ą²Øą³? (ivattina pāṭha ēnu?) – Wat is de les van vandaag?
9. ಅವನು ą²…ą²Ŗą²°ą²¾ą²¹ą³ą²Øą²•ą³ą²•ą³† ą²¬ą²°ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³† (avanu aparāhnakke baruttāne) – Hij komt in de namiddag.
10. ಅವಳು ą²†ą²­ą²°ą²£ą²—ą²³ą²Øą³ą²Øą³ ą²¤ą³Šą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²³ą³† (avaįø·u ābharaṇagaįø·annu toįøuttāḷe) – Zij draagt sieraden.

Handige werkwoorden

Werkwoorden zijn essentieel voor het vormen van zinnen en het uitdrukken van acties. Hier zijn enkele veelgebruikte werkwoorden die je moet kennen:

1. ಮಾಔು (mÄįøu) – Doen/maken
2. ಹೋಗು (hōgu) – Gaan
3. ಬರು (baru) – Komen
4. ą²¤ą²æą²Øą³ą²Øą³ (tinnu) – Eten
5. ಕುಔಿಯು (kuįøiyu) – Drinken
6. ನೋಔು (nÅįøu) – Kijken/zien
7. ಓದು (ōdu) – Lezen/studeren
8. ಬರೆ (bare) – Schrijven
9. ಹೇಳು (hēḷu) – Zeggen
10. ಕೇಳು (kēḷu) – Luisteren/horen

Zinnen met werkwoorden

Het kennen van werkwoorden is nuttig, maar het is nog nuttiger om te weten hoe je ze in zinnen kunt gebruiken:

1. ನಾನು ą²Øą²Øą³ą²Ø ಕೆಲಸ ą²®ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³† (nānu nanna kelasa mÄįøuttiddēne) – Ik ben mijn werk aan het doen.
2. ಅವಳು ą²®ą²¾ą²°ą³ą²•ą²Ÿą³ą²Ÿą³†ą²—ą³† ą²¹ą³‹ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²³ą³† (avaįø·u mārukaį¹­į¹­ege hōguttāḷe) – Zij gaat naar de markt.
3. ಅವನು ಮನೆಗೆ ą²¬ą²°ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³† (avanu manege baruttāne) – Hij komt naar huis.
4. ನಾವು ಊಟ ą²¤ą²æą²Øą³ą²Øą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²µą³† (nāvu ūṭa tinnuttiddēve) – Wij zijn aan het eten.
5. ಅವನು ನೀರು ą²•ą³ą²”ą²æą²Æą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³† (avanu nÄ«ru kuįøiyuttāne) – Hij drinkt water.
6. ಅವಳು ą²¦ą³‚ą²°ą²¦ą²°ą³ą²¶ą²Ø ą²Øą³‹ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²³ą³† (avaįø·u dÅ«radarśana nÅįøuttāḷe) – Zij kijkt televisie.
7. ನಾನು ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²• ą²“ą²¦ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³† (nānu pustaka ōduttiddēne) – Ik ben een boek aan het lezen.
8. ಅವನು ą²Ŗą²¤ą³ą²° ಬರೆಹ ą²®ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³† (avanu patra bareha mÄįøuttāne) – Hij schrijft een brief.
9. ಅವಳು ನನಗೆ ą²ą²Øą³‹ ą²¹ą³‡ą²³ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²³ą³† (avaįø·u nanage ēnō hēḷuttāḷe) – Zij zegt iets tegen mij.
10. ನಾವು ಸಂಗೀತ ą²•ą³‡ą²³ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²µą³† (nāvu saį¹…gÄ«ta kēḷuttiddēve) – Wij luisteren naar muziek.

Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden geven meer informatie over zelfstandige naamwoorden en kunnen je helpen om je beschrijvingen nauwkeuriger en levendiger te maken. Hier zijn enkele belangrijke bijvoeglijke naamwoorden:

1. ą²¦ą³Šą²”ą³ą²” (doįøįøa) – Groot
2. ą²šą²æą²•ą³ą²• (cikka) – Klein
3. ą²¹ą³†ą²šą³ą²šą³ (heccu) – Veel
4. ಕಔಿಮೆ (kaįøime) – Weinig
5. ಹೊಸ (hosa) – Nieuw
6. ಹಳೇ (haįø·Ä“) – Oud
7. ಸುಂದರ (sundara) – Mooi
8. ಕೀಳು (kīḷu) – Lelijk
9. ą²¤ą³‡ą²œą²øą³ą²µą²æ (tējasvi) – Slim
10. ಸಾಧಾರಣ (sādhāraṇa) – Normaal

Zinnen met bijvoeglijke naamwoorden

Hier zijn enkele voorbeeldzinnen waarin bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt:

1. ಅವನು ą²¦ą³Šą²”ą³ą²” ಮನೆ ą²¹ą³Šą²‚ą²¦ą²æą²¦ą³ą²¦ą²¾ą²Øą³† (avanu doįøįøa mane hondiddāne) – Hij heeft een groot huis.
2. ಅವಳು ą²šą²æą²•ą³ą²• ಬಾಗಿಲು ą²¤ą³†ą²°ą³†ą²Æą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²³ą³† (avaįø·u cikka bāgilu tereyuttāḷe) – Zij opent een kleine deur.
3. ನಾನು ą²¹ą³†ą²šą³ą²šą³ ಕೆಲಸ ą²®ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³† (nānu heccu kelasa mÄįøuttiddēne) – Ik doe veel werk.
4. ą²Øą²®ą³ą²® ಬಳಿ ಕಔಿಮೆ ಹಣವಿದೆ (namma baįø·i kaįøime haṇavide) – Wij hebben weinig geld.
5. ಅವನು ಹೊಸ ಕಾರು ą²–ą²°ą³€ą²¦ą²æą²øą²æą²¦ą³ą²¦ą²¾ą²Øą³† (avanu hosa kāru kharÄ«disiddāne) – Hij heeft een nieuwe auto gekocht.
6. ಅವಳು ಹಳೇ ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²• ą²“ą²¦ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą²¾ą²³ą³† (avaįø·u haįø·Ä“ pustaka ōduttiddāḷe) – Zij leest een oud boek.
7. ಅವಳು ą²øą³ą²‚ą²¦ą²°ą²µą²¾ą²—ą²æą²¦ą³ą²¦ą²¾ą²°ą³† (avaįø·u sundaravāgiddāre) – Zij is mooi.
8. ಅವನ ą²¬ą²Ÿą³ą²Ÿą³† ಕೀಳಾಗಿದೆ (avana baį¹­į¹­e kīḷāgide) – Zijn kleren zijn lelijk.
9. ಅವನು ą²¤ą³‡ą²œą²øą³ą²µą²æ ą²µą²æą²¦ą³ą²Æą²¾ą²°ą³ą²„ą²æ (avanu tējasvi vidyārthi) – Hij is een slimme student.
10. ಅದು ಸಾಧಾರಣ ą²˜ą²Ÿą²Øą³† (adu sādhāraṇa ghaį¹­ane) – Dat is een normale gebeurtenis.

Bijwoorden

Bijwoorden beschrijven hoe, wanneer en waar iets gebeurt. Ze zijn cruciaal voor het verfijnen van de betekenis van zinnen. Hier zijn enkele belangrijke bijwoorden in het Kannada:

1. ą²‡ą²²ą³ą²²ą²æ (illi) – Hier
2. ą²…ą²²ą³ą²²ą²æ (alli) – Daar
3. ą²ˆą²— (Ä«ga) – Nu
4. ą²Øą²æą²Øą³ą²Øą³† (ninne) – Gisteren
5. ಇಂದು (indu) – Vandaag
6. ನಾಳೆ (nāḷe) – Morgen
7. ą²¶ą³€ą²˜ą³ą²° (śīghra) – Snel
8. ą²Øą²æą²®ą³ą²® (nimma) – Langzaam
9. ą²•ą³†ą²²ą²µą³Šą²®ą³ą²®ą³† (kelavomme) – Soms
10. ಯಾವಾಗಲೂ (yāvāgalÅ«) – Altijd

Zinnen met bijwoorden

Hier zijn enkele voorbeeldzinnen waarin bijwoorden worden gebruikt:

1. ನಾನು ą²‡ą²²ą³ą²²ą²æ ą²‡ą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³† (nānu illi iddēne) – Ik ben hier.
2. ಅವರು ą²…ą²²ą³ą²²ą²æ ą²¹ą³‹ą²—ą²æą²¦ą³ą²¦ą²¾ą²°ą³† (avaru alli hōgiddāre) – Zij zijn daarheen gegaan.
3. ನಾನು ą²ˆą²— ಕೆಲಸ ą²®ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³† (nānu Ä«ga kelasa mÄįøuttiddēne) – Ik ben nu aan het werk.
4. ನಾನು ą²Øą²æą²Øą³ą²Øą³† ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²• ą²“ą²¦ą²æą²¦ą³ą²¦ą³† (nānu ninne pustaka ōdide) – Ik las gisteren een boek.
5. ಇಂದು ą²Øą²®ą³ą²® ą²œą²Øą³ą²®ą²¦ą²æą²Ø (indu namma janmadina) – Vandaag is onze verjaardag.
6. ನಾವು ನಾಳೆ ą²­ą³‡ą²Ÿą²æ ą²†ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²µą³† (nāvu nāḷe bhēṭi āguttēve) – Wij ontmoeten elkaar morgen.
7. ಅವನು ą²¶ą³€ą²˜ą³ą²°ą²µą²¾ą²—ą²æ ą²“ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³† (avanu śīghravāgi Åįøuttāne) – Hij rent snel.
8. ಅವಳು ನಿಧಾನವಾಗಿ ą²®ą²¾ą²¤ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²°ą³† (avaįø·u nidhānavāgi mātÄįøuttāre) – Zij spreekt langzaam.
9. ನಾನು ą²•ą³†ą²²ą²µą³Šą²®ą³ą²®ą³† ą²šą²²ą²Øą²šą²æą²¤ą³ą²° ą²Øą³‹ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²Øą³† (nānu kelavomme calanacitra nÅįøuttēne) – Ik kijk soms naar films.
10. ಅವನು ಯಾವಾಗಲೂ ą²øą²¤ą³ą²Æ ą²¹ą³‡ą²³ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³† (avanu yāvāgalÅ« satya hēḷuttāne) – Hij spreekt altijd de waarheid.

Voorzetsels

Voorzetsels verbinden verschillende delen van een zin en geven meer context. Enkele belangrijke voorzetsels in het Kannada zijn:

1. ą²Ŗą²•ą³ą²• (pakka) – Naast
2. ಮೇಲೆ (mēle) – Op
3. ಕೆಳಗೆ (keįø·age) – Onder
4. ą²®ą²§ą³ą²Æą³† (madhye) – Tussen
5. ಮುಖಾಂತರ (mukhāntara) – Door
6. ದಾರಿ (dāri) – Via
7. ನಂತರ (nantara) – Na
8. ಹಿಂದೆ (hinde) – Voor
9. ą²‰ą²¦ą³ą²¦ą²•ą³ą²•ą³‚ (uddakÅ«) – Langs
10. ಮೇಲಿಂದ (mēlinda) – Over

Zinnen met voorzetsels

Hier zijn enkele voorbeeldzinnen waarin voorzetsels worden gebruikt:

1. ಅವನು ą²Øą²Øą³ą²Ø ą²Ŗą²•ą³ą²•ą²¦ą²²ą³ą²²ą²æą²¦ą³ą²¦ą²¾ą²Øą³† (avanu nanna pakkadalli iddāne) – Hij is naast mij.
2. ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²• ą²®ą³‡ą²œą²æą²Ø ಮೇಲೆ ಇದೆ (pustaka mējina mēle ide) – Het boek ligt op de tafel.
3. ಬೆಳಕು ಬೆಂಕಿಯ ಕೆಳಗೆ ಇದೆ (beįø·aku beį¹…kiya keįø·age ide) – Het licht is onder de lamp.
4. ನಾವು ಮನೆ ą²®ą²¤ą³ą²¤ą³ ಶಾಲೆಯ ą²®ą²§ą³ą²Æą³† ą²‡ą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²µą³† (nāvu mane mattu śāleya madhye iddēve) – Wij zijn tussen het huis en de school.
5. ಅವನು ą²•ą²æą²Ÿą²•ą²æą²Æ ಮುಖಾಂತರ ą²Øą³‹ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³† (avanu kiį¹­akiya mukhāntara nÅįøuttāne) – Hij kijkt door het raam.
6. ಅವಳು ದಾರಿಯ ಮೂಲಕ ಹೋದಳು (avaįø·u dāriya mÅ«laka hōdaįø·u) – Zij ging via de weg.
7. ಅವನ ನಂತರ ನಾನು ą²¹ą³‹ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²Øą³† (avana nantara nānu hōguttēne) – Ik ga na hem.
8. ಅವಳು ą²Øą²Øą³ą²Ø ಹಿಂದೆಯೇ ą²‡ą²¦ą³ą²¦ą²³ą³ (avaįø·u nanna hindeyē iddaįø·u) – Zij stond voor mij.
9. ನಾವು ą²°ą²øą³ą²¤ą³† ą²‰ą²¦ą³ą²¦ą²•ą³ą²•ą³‚ ą²Øą²”ą³†ą²Æą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²µą³† (nāvu raste uddakÅ« naįøeyuttiddēve) – Wij lopen langs de weg.
10. ಅವನು ಸೇತುವೆಯ ಮೇಲಿಂದ ಹೋದನು (avanu sētuveya mēlinda hōdanu) – Hij ging over de brug.

Conclusie

Het beheersen van deze woorden en zinnen zal je helpen om je Kannada-vaardigheden naar een hoger niveau te tillen. Oefen regelmatig en probeer deze woorden in je dagelijkse gesprekken te gebruiken. Het leren van een taal is een continu proces, en met geduld en doorzettingsvermogen zul je merken dat je steeds vloeiender wordt. Veel succes met je Kannada-studie!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

De meest efficiƫnte manier om een taal te leren

HET VERSCHIL MET TALKPAL

DE MEEST GEAVANCEERDE AI

Meeslepende gesprekken

Duik in boeiende dialogen die zijn ontworpen om de taal optimaal te onthouden en spreekvaardigheid te verbeteren.

Real-time feedback

Ontvang direct persoonlijke feedback en suggesties om je taal sneller onder de knie te krijgen.

Personalisatie

Leer via methoden die zijn afgestemd op jouw unieke stijl en tempo, zodat je op een persoonlijke en effectieve manier naar vloeiendheid toewerkt.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller