50 essentiële woorden die u moet kennen voor Zweeds op B1-niveau

Het Zweeds is een prachtige taal met een rijke geschiedenis en cultuur. Als je je taalvaardigheden naar een hoger niveau wilt tillen, is het belangrijk om een solide basiswoordenschat te hebben. Voor een B1-niveau, wat een middenniveau is, moet je in staat zijn om alledaagse situaties en eenvoudige gesprekken te begrijpen en eraan deel te nemen. Hier zijn 50 essentiële woorden die je moet kennen voor Zweeds op B1-niveau. Deze woorden zullen je helpen om beter te communiceren en je taalvaardigheden te verbeteren.

Dagelijks Leven

1. **Mat** – Eten
– Eten is een van de meest fundamentele aspecten van het dagelijks leven. Het woord “mat” is dus onmisbaar.

2. **Dryck** – Drank
– Of het nu gaat om water, koffie of iets sterkers, “dryck” is een woord dat je vaak zult gebruiken.

3. **Familj** – Familie
– Familie is een belangrijk aspect van het leven en gesprekken hierover komen vaak voor.

4. **Vän** – Vriend
– Sociale contacten zijn belangrijk, en “vän” is een woord dat je vaak zult gebruiken.

5. **Arbete** – Werk
– Werk is een groot deel van het leven. Of je nu praat over je baan of solliciteert, dit woord is essentieel.

6. **Skola** – School
– Voor degenen die studeren of kinderen hebben, is “skola” een belangrijk woord.

7. **Lägenhet** – Appartement
– Wonen is een basisbehoefte, en “lägenhet” is vaak het onderwerp van gesprekken over huisvesting.

8. **Hus** – Huis
– Net als “lägenhet” is “hus” een frequent onderwerp in dagelijkse gesprekken.

9. **Bil** – Auto
– Of je nu praat over transport of je eigen voertuig, “bil” is een nuttig woord.

10. **Buss** – Bus
– Openbaar vervoer is een belangrijk aspect van het stadsleven, en “buss” is een van de eerste woorden die je moet leren.

Gezondheid

11. **Läkare** – Dokter
– Gezondheid is cruciaal, en “läkare” is een woord dat je moet kennen voor het geval je medische hulp nodig hebt.

12. **Sjukhus** – Ziekenhuis
– In een noodsituatie moet je weten hoe je “sjukhus” zegt.

13. **Medicin** – Medicijn
– Als je ziek bent, zul je misschien medicijnen nodig hebben, dus dit woord is belangrijk.

14. **Sjuk** – Ziek
– Een ander essentieel woord voor het beschrijven van je gezondheidstoestand.

15. **Frisk** – Gezond
– Het tegenovergestelde van ziek, en net zo belangrijk.

16. **Apotek** – Apotheek
– Waar je medicijnen kunt kopen, dus een woord dat je zeker moet kennen.

17. **Värk** – Pijn
– Om je symptomen goed te beschrijven, is dit een onmisbaar woord.

18. **Försäkring** – Verzekering
– Gezondheidszorg kan duur zijn, dus het is belangrijk om over verzekeringen te kunnen praten.

Reizen

19. **Flygplats** – Vliegveld
– Als je vaak reist, is dit een woord dat je zeker moet kennen.

20. **Tåg** – Trein
– Treinreizen zijn gebruikelijk, dus dit is een belangrijk woord.

21. **Pass** – Paspoort
– Een essentieel document voor internationale reizen.

22. **Bagage** – Bagage
– Als je reist, zul je altijd bagage bij je hebben.

23. **Hotell** – Hotel
– Een woord dat je vaak zult gebruiken als je onderweg bent.

24. **Biljett** – Ticket
– Of het nu voor het openbaar vervoer of een evenement is, “biljett” is een onmisbaar woord.

25. **Resa** – Reis
– Een algemene term die je vaak zult gebruiken.

Weer en Natuur

26. **Väder** – Weer
– Het weer is een veelvoorkomend gespreksonderwerp.

27. **Sol** – Zon
– Een woord dat je vaak zult gebruiken, vooral in de zomer.

28. **Regn** – Regen
– Even belangrijk als “sol”, vooral in een land waar het vaak regent.

29. **Snö** – Sneeuw
– In de wintermaanden zul je dit woord vaak horen.

30. **Varm** – Warm
– Om het weer te beschrijven, is dit een nuttig woord.

31. **Kall** – Koud
– Het tegenovergestelde van warm, en net zo belangrijk.

32. **Vind** – Wind
– Een ander woord dat vaak wordt gebruikt bij het beschrijven van het weer.

Karakter en Emoties

33. **Glad** – Blij
– Emoties zijn een groot deel van het dagelijkse leven, en “glad” is een veelgebruikt woord.

34. **Ledsen** – Verdrietig
– Het tegenovergestelde van blij, en net zo belangrijk.

35. **Arg** – Boos
– Een andere emotie die je misschien moet beschrijven.

36. **Trött** – Moe
– Een veelvoorkomende staat van zijn die je vaak zult moeten beschrijven.

37. **Stark** – Sterk
– Een woord dat je kunt gebruiken om zowel fysieke als emotionele kracht te beschrijven.

38. **Svag** – Zwak
– Het tegenovergestelde van sterk, en net zo belangrijk.

Activiteiten en Vrije Tijd

39. **Läsa** – Lezen
– Een veelvoorkomende hobby en een nuttige vaardigheid.

40. **Skriva** – Schrijven
– Of je nu een brief of een e-mail schrijft, dit woord is essentieel.

41. **Spela** – Spelen
– Of het nu gaat om een spel of een sport, dit woord is veelzijdig.

42. **Titta på** – Kijken naar
– Of je nu tv kijkt of een film, dit is een nuttige uitdrukking.

43. **Lyssna på** – Luisteren naar
– Muziek of een podcast, dit is een veelgebruikte uitdrukking.

44. **Resa** – Reizen
– Een woord dat je vaak zult gebruiken als je over je plannen praat.

45. **Träna** – Trainen
– Of het nu gaat om sporten of een andere vorm van lichaamsbeweging, dit is een belangrijk woord.

Overige Essentiële Woorden

46. **Snälla** – Alstublieft
– Beleefdheid is belangrijk in elke taal, en “snälla” is een woord dat je vaak zult gebruiken.

47. **Tack** – Dank je
– Nog een beleefdheidswoord dat essentieel is in alledaagse gesprekken.

48. **Förlåt** – Sorry
– Als je een fout maakt, is dit een belangrijk woord om te kennen.

49. **Ja** – Ja
– Een van de meest fundamentele woorden in elke taal.

50. **Nej** – Nee
– Net zo belangrijk als “ja”.

Deze 50 woorden vormen een solide basis voor het Zweeds op B1-niveau. Door deze woorden te leren en regelmatig te oefenen, zul je merken dat je zelfverzekerder en vloeiender kunt communiceren in het Zweeds. Vergeet niet dat taal leren tijd en geduld kost, maar met deze essentiële woorden ben je goed op weg naar succes. Veel succes met je taalstudie!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller