Vergelijkende bijwoorden oefening 1: sneller en beter
2. Zij spreekt Turks *daha iyi* dan haar vriend. (Hint: gebruik het bijwoord voor “beter”)
3. Deze auto rijdt *daha yavaş* dan die oude auto. (Hint: gebruik het bijwoord voor “langzamer”)
4. Ik werk *daha dikkatli* dan vroeger. (Hint: gebruik het bijwoord voor “voorzichtiger”)
5. Jij zingt *daha güzel* dan ik. (Hint: gebruik het bijwoord voor “mooier”)
6. We eten *daha az* dan gisteren. (Hint: gebruik het bijwoord voor “minder”)
7. De leerling begrijpt de les *daha iyi* dan zijn klasgenoten. (Hint: gebruik het bijwoord voor “beter”)
8. Mijn computer werkt *daha hızlı* dan die van jou. (Hint: gebruik het bijwoord voor “sneller”)
9. Zij danst *daha zarif* dan haar zus. (Hint: gebruik het bijwoord voor “gracieuzer”)
10. Deze film is *daha ilginç* dan de vorige. (Hint: gebruik het bijwoord voor “interessanter”)
Vergelijkende bijwoorden oefening 2: harder en meer
2. Jij werkt *daha sert* dan ik had verwacht. (Hint: gebruik het bijwoord voor “harder”)
3. De hond blaft *daha yüksek* dan de kat. (Hint: gebruik het bijwoord voor “luider”)
4. Zij rijdt *daha dikkatli* in de stad. (Hint: gebruik het bijwoord voor “voorzichtiger”)
5. Ik schrijf *daha yavaş* tijdens examens. (Hint: gebruik het bijwoord voor “langzamer”)
6. We wandelen *daha uzun* afstanden in de bergen. (Hint: gebruik het bijwoord voor “langere”)
7. Hij spreekt *daha iyi* Turks dan vorig jaar. (Hint: gebruik het bijwoord voor “beter”)
8. De baby slaapt *daha derin* dan normaal. (Hint: gebruik het bijwoord voor “dieper”)
9. Zij werkt *daha dikkatli* aan haar project. (Hint: gebruik het bijwoord voor “voorzichtiger”)
10. Mijn broer rent *daha hızlı* dan ik. (Hint: gebruik het bijwoord voor “sneller”)