Oefening 1: Uitroepende zinnen met uitroepwoorden
2. Hoe snel ren jij! – Ինչ *արագ* ես վազում! (Gebruik een uitroepwoord voor “snel”)
3. Wat een groot huis! – Ինչ *մեծ* տուն է սա! (Gebruik een uitroepwoord voor “groot”)
4. Wat een heerlijke maaltijd! – Ինչ *համեղ* ճաշ է սա! (Gebruik een uitroepwoord voor “lekker”)
5. Hoe mooi zingen zij! – Ինչ *հիանալի* երգում են նրանք! (Gebruik een uitroepwoord voor “prachtig”)
6. Wat een leuke verrassing! – Ինչ *հաճելի* անակնկալ է դա! (Gebruik een uitroepwoord voor “leuk”)
7. Hoe koud is het vandaag! – Ինչ *սառը* է այսօր! (Gebruik een uitroepwoord voor “koud”)
8. Wat een sterke man is hij! – Ինչ *ուժեղ* մարդ է նա! (Gebruik een uitroepwoord voor “sterk”)
9. Hoe helder straalt de zon! – Ինչ *բացարձակ* է արևը փայլում! (Gebruik een uitroepwoord voor “helder”)
10. Wat een grappige film! – Ինչ *կատակային* ֆիլմ է սա! (Gebruik een uitroepwoord voor “grappig”)
Oefening 2: Uitroepende zinnen met verbuigingen en intonatie
2. Hoe snel loopt hij! – Ինչ *արագ* է նա քայլում! (Let op de vervoeging van het werkwoord en uitroepwoord)
3. Wat een mooie vogels vliegen daar! – Ինչ *գեղեցիկ* թռչուններ են այնտեղ թռչում! (Let op meervoudsvorm)
4. Wat een heerlijk aroma ruik je! – Ինչ *համեղ* հոտ կա այստեղ! (Let op bijvoeglijk naamwoord bij geur)
5. Hoe groot is dat gebouw! – Ինչ *մեծ* է այդ շենքը! (Let op de juiste bijvoeglijke vorm)
6. Wat een heldere lucht vandaag! – Ինչ *բացարձակ* է այսօր երկինքը! (Let op de juiste uitroepvorm)
7. Hoe prachtig straalt de maan! – Ինչ *հրաշալի* է լուսինը փայլում! (Let op de woordvolgorde)
8. Wat een sterke wind waait! – Ինչ *ուժեղ* է քամին փչում! (Let op gebruik van bijvoeglijk naamwoord)
9. Hoe vrolijk zingen de kinderen! – Ինչ *սպասված* են երեխաները երգում! (Let op de juiste adjectiefvorm)
10. Wat een mooie herinneringen heb je! – Ինչ *հաճելի* հիշողություններ ունես! (Let op bezitsvorm en bijvoeglijk naamwoord)