1. Книгата *се чете* от много хора. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “чета” – lezen)
2. Писмото *се пише* от секретарката. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “пиша” – schrijven)
3. Вратата *се отваря* от охраната. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “отварям” – openen)
4. Храната *се готви* от майка ми. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “готвя” – koken)
5. Задачите *се решават* от учениците. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “решавам” – oplossen)
6. Музиката *се слуша* от всички. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “слушам” – luisteren)
7. Цветята *се поливат* всяка сутрин. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “поливам” – water geven)
8. Новините *се четат* вестника. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “чета” – lezen)
9. Рисунката *се прави* от децата. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “правя” – maken)
10. Документите *се подписват* от директора. (Gebruik de passieve tegenwoordige tijd van “подписвам” – ondertekenen)

1. Книгата *беше прочетена* от много хора. (Gebruik de passieve verleden tijd van “чета” – lezen)
2. Писмото *беше написано* от секретарката. (Gebruik de passieve verleden tijd van “пиша” – schrijven)
3. Вратата *беше отворена* от охраната. (Gebruik de passieve verleden tijd van “отварям” – openen)
4. Храната *беше сготвена* от майка ми. (Gebruik de passieve verleden tijd van “готвя” – koken)
5. Задачите *бяха решени* от учениците. (Gebruik de passieve verleden tijd van “решавам” – oplossen)
6. Музиката *беше изслушана* от всички. (Gebruik de passieve verleden tijd van “слушам” – luisteren)
7. Цветята *бяха поляти* всяка сутрин. (Gebruik de passieve verleden tijd van “поливам” – water geven)
8. Новините *бяха прочетени* вестника. (Gebruik de passieve verleden tijd van “чета” – lezen)
9. Рисунката *беше направена* от децата. (Gebruik de passieve verleden tijd van “правя” – maken)
10. Документите *бяха подписани* от директора. (Gebruik de passieve verleden tijd van “подписвам” – ondertekenen)