Oefening 1: Modale werkwoorden voor mogelijkheid en toestemming
2. Той *трябва* да свърши домашното си. (Hint: Gebruik het modale werkwoord dat “moeten” uitdrukt voor verplichting.)
3. Можеш *да говориш* български много добре. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” gevolgd door een werkwoord in de infinitief.)
4. Ние *можем* да помогнем с преместването утре. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” in de eerste persoon meervoud.)
5. Вие *трябва* да дойдете навреме. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “moeten” in de tweede persoon meervoud.)
6. Те *могат* да останат у дома, ако искат. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” in de derde persoon meervoud.)
7. Можеш ли *да ми помогнеш* с този проблем? (Hint: Gebruik de vraagvorm van het modale werkwoord “kunnen” gevolgd door een infinitief.)
8. Трябва да *уча* за изпита утре. (Hint: Gebruik het modale werkwoord dat “moeten” aangeeft, gevolgd door een werkwoord in de infinitief.)
9. Може ли *да излезем* за кафе? (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “mogen” in een vraag.)
10. Трябва ли да *нося* документите? (Hint: Gebruik de vraagvorm van het modale werkwoord “moeten” gevolgd door een werkwoord in de infinitief.)
Oefening 2: Modale werkwoorden voor verplichting en verzoeken
2. Можеш *да вземеш* моята книга, ако искаш. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” gevolgd door een werkwoord in de infinitief.)
3. Трябва ли да *позвъня* на лекаря? (Hint: Gebruik de vraagvorm van het modale werkwoord “moeten”.)
4. Може ли да *отпусна* прозореца? (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “mogen” in een vraag.)
5. Той трябва *да отиде* на среща в 10 часа. (Hint: Gebruik het modale werkwoord dat verplichting uitdrukt, gevolgd door infinitief.)
6. Можем *да си починем* след работа. (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “kunnen” in eerste persoon meervoud.)
7. Трябва да *говоря* с директора. (Hint: Gebruik het modale werkwoord dat “moeten” aangeeft.)
8. Можете ли *да ми кажете* колко е часът? (Hint: Vraagvorm van het modale werkwoord “kunnen” gevolgd door een infinitief.)
9. Трябва ли да *платя* с карта или в брой? (Hint: Vraagvorm van het modale werkwoord “moeten”.)
10. Може ли да *започнем* срещата сега? (Hint: Gebruik het modale werkwoord voor “mogen” in een vraag.)