Oefening 1: Tijdsbepalingen in bijwoordelijke zinnen
2. Ze werkte hard *terwijl* haar broer televisie keek. (gebruik het Armeense woord voor “terwijl”)
3. *Nadat* hij klaar was met eten, ging hij wandelen. (gebruik het Armeense woord voor “nadat”)
4. Wij komen terug *voordat* het donker wordt. (gebruik het Armeense woord voor “voordat”)
5. *Toen* ik jong was, speelde ik vaak buiten. (gebruik het Armeense woord voor “toen”)
6. Hij belt me *zodra* hij aankomt. (gebruik het Armeense woord voor “zodra”)
7. *Omdat* het regende, bleven ze binnen. (gebruik het Armeense woord voor “omdat”)
8. Je moet wachten *totdat* de leraar begint. (gebruik het Armeense woord voor “totdat”)
9. *Sinds* ze verhuisd is, spreken we minder vaak. (gebruik het Armeense woord voor “sinds”)
10. Ik studeer hard *zolang* ik examens heb. (gebruik het Armeense woord voor “zolang”)
Oefening 2: Plaats- en redenaanduiding in bijwoordelijke zinnen
2. We lopen *omdat* het mooi weer is. (gebruik het Armeense woord voor “omdat”)
3. Hij bleef thuis *omdat* hij ziek was. (gebruik het Armeense woord voor “omdat”)
4. Ze werkt hard *zodat* ze kan slagen. (gebruik het Armeense woord voor “zodat”)
5. Ik ga wandelen *waarom* het rustig is. (gebruik het Armeense woord voor “waarom”)
6. Ze lachten *terwijl* ze herinneringen ophaalden. (gebruik het Armeense woord voor “terwijl”)
7. We reizen *naar waar* de zon schijnt. (gebruik het Armeense woord voor “naar waar”)
8. Hij verliet het huis *omdat* hij een afspraak had. (gebruik het Armeense woord voor “omdat”)
9. De kinderen spelen buiten *zolang* het licht is. (gebruik het Armeense woord voor “zolang”)
10. Ik blijf hier *zolang* jij me nodig hebt. (gebruik het Armeense woord voor “zolang”)