Oefening 1: Negatieve zinnen met het werkwoord “լինել” (zijn)
2. Դու *չես* տանը։ (Negatief van “zijn” in de tweede persoon enkelvoud)
3. Նա *չէ* հիվանդ։ (Negatief van “zijn” in de derde persoon enkelvoud)
4. Մենք *չենք* պատրաստ։ (Negatief van “zijn” in de eerste persoon meervoud)
5. Դուք *չեք* այստեղ։ (Negatief van “zijn” in de tweede persoon meervoud)
6. Նրանք *չեն* այստեղ։ (Negatief van “zijn” in de derde persoon meervoud)
7. Ես *չեմ* զբաղված։ (Negatief van “zijn” in de eerste persoon enkelvoud)
8. Դու *չես* ուրախ։ (Negatief van “zijn” in de tweede persoon enkelvoud)
9. Նա *չէ* տխուր։ (Negatief van “zijn” in de derde persoon enkelvoud)
10. Մենք *չենք* սոված։ (Negatief van “zijn” in de eerste persoon meervoud)
Oefening 2: Negatieve zinnen met het werkwoord “հանել” (nemen/doen)
2. Դու *չես* կարդում գիրքը։ (Negatief van “lezen” in de tweede persoon enkelvoud)
3. Նա *չի* գնում դպրոց։ (Negatief van “gaan” in de derde persoon enkelvoud)
4. Մենք *չենք* փակում դուռը։ (Negatief van “sluiten” in de eerste persoon meervoud)
5. Դուք *չեք* գրում նամակ։ (Negatief van “schrijven” in de tweede persoon meervoud)
6. Նրանք *չեն* խոսում հայերեն։ (Negatief van “spreken” in de derde persoon meervoud)
7. Ես *չեմ* սպասում քեզ։ (Negatief van “wachten” in de eerste persoon enkelvoud)
8. Դու *չես* պատրաստում ճաշը։ (Negatief van “koken” in de tweede persoon enkelvoud)
9. Նա *չի* լսում երաժշտություն։ (Negatief van “luisteren” in de derde persoon enkelvoud)
10. Մենք *չենք* գնում զբոսանքի։ (Negatief van “wandelen/uitgaan” in de eerste persoon meervoud)