Oefening 1: Voorwaardelijke werkwoorden in simpele zinnen
2. Jij *կգրեիր* (kgrir) een brief als je zin had. Hint: Voorwaardelijke vorm van “schrijven”.
3. Hij *կգնա* (kgna) naar de markt als het niet regent. Hint: Voorwaardelijke vorm van “gaan”.
4. Wij *կսպասեինք* (kspaseink) op jou als je eerder kwam. Hint: Voorwaardelijke vorm van “wachten”.
5. Jullie *կխոսեիք* (kkhoseik) Armeens als je meer oefende. Hint: Voorwaardelijke vorm van “spreken”.
6. Zij *կշարունակեր* (ksharunak’er) te studeren als ze moe was. Hint: Voorwaardelijke vorm van “doorgaan”.
7. Als ik rijk was, *կինեի* (kine) een groot huis. Hint: Voorwaardelijke vorm van “hebben”.
8. Jij *կգործեիր* (kgortserir) harder als de baas het vroeg. Hint: Voorwaardelijke vorm van “werken”.
9. Hij *կգործընկերեր* (kgortskerer) met ons als hij tijd had. Hint: Voorwaardelijke vorm van “samenwerken”.
10. Wij *կգնայինք* (kgnaink) op reis als het mooi weer was. Hint: Voorwaardelijke vorm van “reizen”.
Oefening 2: Voorwaardelijke tijd in samengestelde zinnen
2. Jij *կսովորեիր* (ksovoreir) sneller als je elke dag oefende. Hint: Voorwaardelijke vorm van “leren”.
3. Als hij het geld had, *կգնեիր* (kgnéir) een auto. Hint: Voorwaardelijke vorm van “kopen”.
4. Wij *կտեսնեինք* (ktesnéink) de film als we tijd hadden. Hint: Voorwaardelijke vorm van “zien”.
5. Jullie *կբացահայտեիք* (kbatsahaytiik) de waarheid als je beter keek. Hint: Voorwaardelijke vorm van “ontdekken”.
6. Zij *կպատրաստեին* (kpatrastéin) het eten als ze niet ziek was. Hint: Voorwaardelijke vorm van “voorbereiden”.
7. Als ik wist, *կասեի* (kasei) het je meteen. Hint: Voorwaardelijke vorm van “zeggen”.
8. Jij *կօգնեիր* (koghnér) ons als je in de buurt was. Hint: Voorwaardelijke vorm van “helpen”.
9. Hij *կհանդիպեր* (khandiper) met haar als ze hem uitnodigde. Hint: Voorwaardelijke vorm van “ontmoeten”.
10. Wij *կբարձրանայինք* (kbardzranaink) de berg als het niet te koud was. Hint: Voorwaardelijke vorm van “klimmen”.