1. Dit is het boek van de leraar, in het Armeens zeg je *ուսուցչի* գիրքը. (Hint: Gebruik de genitiefvorm van *ուսուցիչ* om bezit aan te geven.)
2. De tas van de vrouw is nieuw, dat is *կանանց* պայուսակը. (Hint: Vorm de genitief van *կին* voor bezit.)
3. Het huis van de vriend is groot, in het Armeens is dat *ընկերոջ* տունը. (Hint: Gebruik de genitief van *ընկեր*.)
4. De kleur van de auto is rood, zeg je *ավտոմեքենայի* գույնը. (Hint: Genitief van *ավտոմեքենա* wordt gebruikt.)
5. Het geluid van de vogel is mooi, dat is *թռչնի* ձայնը. (Hint: Genitief van *թռչուն*.)
6. De naam van het kind is kort, in het Armeens *երեխայի* անունը. (Hint: Genitief van *երեխա*.)
7. De deur van het huis is open, zeg je * տան * դուռը: (Hint: Gebruik genitief van *տուն*.)
8. Het brood van de bakker is vers, dat is *հաց պատրաստողի* հացը. (Hint: Genitief van *հաց պատրաստող*.)
9. De pen van de student ligt op tafel, zeg je *ստուդենտի* գրիչը։ (Hint: Genitief van *ստուդենտ*.)
10. De bloemen van de tuin zijn mooi, dat is *այգու* ծաղիկները. (Hint: Genitief van *այգի*.)

1. De kleur van de lucht is blauw, dat is *երկնքի* գույնը. (Hint: Gebruik genitief van *երկինք*.)
2. Het geluid van de muziek is zacht, zeg je *երաժշտության* ձայնը. (Hint: Genitief van *երաժշտություն*.)
3. De lengte van de weg is lang, dat is *ճանապարհի* երկարությունը. (Hint: Genitief van *ճանապարհ*.)
4. De smaak van het fruit is zoet, zeg je *մրգի* համը. (Hint: Genitief van *մրգ*.)
5. De geur van de bloem is sterk, dat is *ծաղկի* հոտը. (Hint: Genitief van *ծաղիկ*.)
6. De naam van de stad is bekend, zeg je *քաղաքի* անունը. (Hint: Genitief van *քաղաք*.)
7. De vriend van mijn broer is aardig, dat is *եղբոր* ընկերն է: (Hint: Gebruik genitief van *եղբայր*.)
8. De kleur van de jas is donker, zeg je *շապիկի* գույնը. (Hint: Genitief van *շապիկ*.)
9. De hoogte van de berg is indrukwekkend, dat is *լեռան* բարձրությունը. (Hint: Genitief van *լեռ*.)
10. De inhoud van de doos is geheim, zeg je *արկղի* պարունակությունը. (Hint: Genitief van *արկղ*.)