Geslachtsoefeningen voor Tsjechische grammatica – Oefening 1
2. Zij ziet een *žena* (vrouw). Hint: vrouwelijk zelfstandig naamwoord, gebruik het vrouwelijke lidwoord of bijvoeglijk naamwoord.
3. Het *dítě* (kind) speelt in de tuin. Hint: onzijdig zelfstandig naamwoord, gebruik onzijdige vorm.
4. De *hory* (bergen) zijn hoog. Hint: vrouwelijk meervoud, gebruik vrouwelijke meervoudsvorm.
5. Hij koopt een *stůl* (tafel). Hint: mannelijk zelfstandig naamwoord, accusatief.
6. Zij heeft een *kniha* (boek). Hint: vrouwelijk zelfstandig naamwoord, accusatief.
7. Het *auto* (auto) is snel. Hint: onzijdig zelfstandig naamwoord.
8. De *muži* (mannen) werken hard. Hint: mannelijk meervoud.
9. Zij draagt een mooie *šaty* (jurk). Hint: vrouwelijk meervoud.
10. Het *okno* (raam) is open. Hint: onzijdig zelfstandig naamwoord.
Geslachtsoefeningen voor Tsjechische grammatica – Oefening 2
2. Ik zie een *hezká* (mooi) vrouw. Hint: vrouwelijk geslacht, bijvoeglijk naamwoord in vrouwelijke vorm.
3. Het is een *velké* (groot) huis. Hint: onzijdig geslacht, bijvoeglijk naamwoord in onzijdige vorm.
4. De *mladí* (jonge) mannen spelen voetbal. Hint: mannelijk meervoud.
5. Zij leest een *zajímavou* (interessant) krant. Hint: vrouwelijk geslacht, accusatief.
6. Het *staré* (oude) raam is kapot. Hint: onzijdig geslacht.
7. De *červený* (rode) auto staat buiten. Hint: mannelijk geslacht.
8. Zij draagt een *bílá* (witte) jurk. Hint: vrouwelijk geslacht.
9. De *malé* (kleine) kinderen slapen. Hint: onzijdig meervoud.
10. Ik heb een *nový* (nieuw) computer gekocht. Hint: mannelijk geslacht.