Geslachtsoefeningen voor Bulgaarse grammatica – Oefening 1
2. De *жена* (vrouw) leest een boek. (Kies het vrouwelijke zelfstandig naamwoord)
3. Het *дете* (kind) speelt buiten. (Kies het onzijdige zelfstandig naamwoord)
4. De *учител* (leraar) geeft les. (Mannelijk zelfstandig naamwoord)
5. De *учителка* (lerares) is vriendelijk. (Vrouwelijk zelfstandig naamwoord)
6. Het *ябълка* (appel) is rood. (Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, let op het geslacht)
7. De *стол* (stoel) is oud. (Mannelijk zelfstandig naamwoord)
8. Het *море* (zee) is blauw. (Onzijdig zelfstandig naamwoord)
9. De *книга* (boek) ligt op tafel. (Vrouwelijk zelfstandig naamwoord)
10. Het *слънце* (zon) schijnt fel. (Onzijdig zelfstandig naamwoord)
Geslachtsoefeningen voor Bulgaarse grammatica – Oefening 2
2. De *голяма* (groot, vrouwelijk) tuin is mooi. (Bijvoeglijk naamwoord in vrouwelijk geslacht)
3. Het *голямо* (groot, onzijdig) raam is open. (Bijvoeglijk naamwoord in onzijdig geslacht)
4. De *нов* (nieuw, mannelijk) auto rijdt snel. (Bijvoeglijk naamwoord in mannelijk geslacht)
5. De *нова* (nieuw, vrouwelijk) fiets staat in de garage. (Bijvoeglijk naamwoord in vrouwelijk geslacht)
6. Het *ново* (nieuw, onzijdig) boek ligt op tafel. (Bijvoeglijk naamwoord in onzijdig geslacht)
7. De *умен* (slim, mannelijk) student leert hard. (Bijvoeglijk naamwoord in mannelijk geslacht)
8. De *умна* (slim, vrouwelijk) lerares helpt de klas. (Bijvoeglijk naamwoord in vrouwelijk geslacht)
9. Het *умно* (slim, onzijdig) dier rent snel. (Bijvoeglijk naamwoord in onzijdig geslacht)
10. De *бърз* (snel, mannelijk) trein arriveert op tijd. (Bijvoeglijk naamwoord in mannelijk geslacht)