1. Мен *жазып* отырмын (gebruik de gerund om een lopende handeling aan te geven).
2. Ол кітап *оқып* отыр (gebruik de gerund om een activiteit te beschrijven).
3. Біз тамақ *жеп* жатырмыз (gebruik de gerund voor een handeling die nu gebeurt).
4. Олар музыка *тыңдап* отыр (gebruik de gerund om een handeling aan te geven die plaatsvindt).
5. Сен фильм *көріп* жатырсың (gebruik de gerund om een actie te omschrijven).
6. Мен сабақ *оқып* отырмын (gebruik de gerund om een bezigheid aan te geven).
7. Ол сурет *салып* отыр (gebruik de gerund voor een handeling die bezig is).
8. Біз спортпен *айналысып* жатырмыз (gebruik de gerund om een activiteit te beschrijven).
9. Олар ән *айтып* отыр (gebruik de gerund om een lopende handeling aan te geven).
10. Сен хат *жазып* жатырсың (gebruik de gerund om een handeling te omschrijven).

1. Менің анам *жүгіруді* жақсы көреді (gebruik de gerund als zelfstandig naamwoord).
2. Ол *ойнауды* тоқтатты (gebruik de gerund om een handeling als onderwerp aan te geven).
3. Біз *биюді* үйреніп жатырмыз (gebruik de gerund om een activiteit te benoemen).
4. Сен *жазуды* жақсы көресің (gebruik de gerund als object van het werkwoord).
5. Олар *сурет салуды* жақсы көреді (gebruik de gerund om een hobby aan te geven).
6. Мен *оқуды* тоқтатпаймын (gebruik de gerund om een voortdurende actie te beschrijven).
7. Ол *жүгіруді* жиі жасайды (gebruik de gerund om een regelmatige activiteit aan te geven).
8. Біз *тамақ пісіруді* үйреніп жатырмыз (gebruik de gerund om een leerproces te beschrijven).
9. Сен *ән айтуға* дайынсың ба? (gebruik de gerund om een handeling als doel aan te geven).
10. Олар *ойнауды* ұнатады (gebruik de gerund als zelfstandig naamwoord).