Declaratieve zinnen Oefening 1: Basisstructuur
2. De man *աշխատում է* in de tuin. (Hint: werkwoord ‘werken’ in tegenwoordige tijd)
3. Zij *սիրում է* haar moeder. (Hint: werkwoord ‘houden van’ in derde persoon enkelvoud)
4. Wij *գնացինք* naar de markt. (Hint: verleden tijd van ‘gaan’)
5. Jij *հանում ես* je jas. (Hint: werkwoord ‘uittrekken’ in tegenwoordige tijd)
6. De leraar *բերեց* het boek naar de klas. (Hint: verleden tijd van ‘brengen’)
7. Jullie *խմում եք* water. (Hint: werkwoord ‘drinken’ in meervoud)
8. Ik *գրում եմ* een brief. (Hint: werkwoord ‘schrijven’ in eerste persoon enkelvoud)
9. De kinderen *խաղում են* buiten. (Hint: werkwoord ‘spelen’ in meervoud)
10. De vrouw *նայում է* naar de vogels. (Hint: werkwoord ‘kijken’ in derde persoon enkelvoud)
Declaratieve zinnen Oefening 2: Uitgebreide zinnen
2. De studenten *ուսումնասիրում են* de geschiedenis. (Hint: werkwoord ‘bestuderen’ in meervoud)
3. Zij *հանգստանում է* na het werk. (Hint: werkwoord ‘uitrusten’ in derde persoon enkelvoud)
4. Wij *տեսանք* de zonsondergang gisteren. (Hint: verleden tijd van ‘zien’)
5. Jij *գործում ես* snel en goed. (Hint: werkwoord ‘werken’ in tweede persoon enkelvoud)
6. De kat *սնվում է* elke ochtend. (Hint: werkwoord ‘eten’ in derde persoon enkelvoud)
7. Jullie *գնում եք* verse groenten. (Hint: werkwoord ‘kopen’ in meervoud)
8. Ik *հավատում եմ* in eerlijkheid. (Hint: werkwoord ‘geloven’ in eerste persoon enkelvoud)
9. De leraar *պատրաստում է* de les voor morgen. (Hint: werkwoord ‘voorbereiden’ in derde persoon enkelvoud)
10. De kinderen *գովազդում են* hun nieuwe spel. (Hint: werkwoord ‘reclame maken’ in meervoud)