Bezittelijke voornaamwoorden in de Italiaanse grammatica zijn een essentieel onderdeel van het leren van de taal. Ze worden gebruikt om eigendom of bezit aan te geven en zijn in geslacht en getal gelijk aan het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen. In het Italiaans worden bezittelijke voornaamwoorden vóór het zelfstandig naamwoord geplaatst en meestal voorafgegaan door een bepaald lidwoord (il, la, lo, i, le, gli). Enkele voorbeelden van bezittelijke voornaamwoorden in het Italiaans zijn “mio” (mijn), “tuo” (uw), “suo” (zijn/haar), “nostro” (onze), “vostro” (uw, meervoud), en “loro” (hun). In deze reeks oefeningen oefen je het gebruik van bezittelijke voornaamwoorden in verschillende contexten. Let op het geslacht en het getal van het zelfstandig naamwoord waarnaar wordt verwezen en op het juiste lidwoord.