Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende, maar ook een zeer lonende ervaring zijn. Wanneer je je Hongaarse taalvaardigheden naar een B1-niveau wilt tillen, is het essentieel om een solide basis van woorden en uitdrukkingen te hebben die je helpen om je in alledaagse situaties te redden. Dit artikel bevat een lijst van Hongaarse woorden die je moet kennen om een goede B1-niveau beheersing te hebben. Laten we beginnen!

Dagelijkse Woorden en Uitdrukkingen

Een van de belangrijkste aspecten van het leren van een taal is het kennen van de woorden en uitdrukkingen die je dagelijks zult gebruiken. Hier zijn enkele van de meest voorkomende woorden en zinnen die je moet kennen:

– Szia – Hallo
– Jó reggelt – Goedemorgen
– Jó napot – Goedemiddag
– Jó estét – Goedenavond
– Viszontlátásra – Tot ziens
– Kérem – Alstublieft
– Köszönöm – Dank u
– Nem – Nee
– Igen – Ja
– Bocsánat – Sorry

Getallen

Het kunnen tellen en begrijpen van getallen is een fundamenteel onderdeel van de taalvaardigheid. Hier zijn de getallen van 1 tot 20:

– Egy – Eén
– Kettő – Twee
– Három – Drie
– Négy – Vier
– Öt – Vijf
– Hat – Zes
– Hét – Zeven
– Nyolc – Acht
– Kilenc – Negen
– Tíz – Tien
– Tizenegy – Elf
– Tizenkettő – Twaalf
– Tizenhárom – Dertien
– Tizennégy – Veertien
– Tizenöt – Vijftien
– Tizenhat – Zestien
– Tizenhét – Zeventien
– Tizennyolc – Achttien
– Tizenkilenc – Negentien
– Húsz – Twintig

Veelvoorkomende Werkwoorden

Werkwoorden zijn de ruggengraat van elke zin. Hier zijn enkele van de meest voorkomende werkwoorden die je moet kennen:

– Lenni – Zijn
– Van – Hebben
– Csinálni – Doen/maken
– Menni – Gaan
– Jönni – Komen
– Enni – Eten
– Inni – Drinken
– Olvasni – Lezen
– Írni – Schrijven
– Beszélni – Spreken

Voornaamwoorden

Het kennen van voornaamwoorden is cruciaal voor het bouwen van zinnen. Hier zijn de basisvoornaamwoorden:

– Én – Ik
– Te – Jij
– Ő – Hij/Zij
– Mi – Wij
– Ti – Jullie
– Ők – Zij

Basis Zinsstructuren

Nu je enkele basiswoorden kent, is het tijd om eenvoudige zinnen te maken. Hier zijn enkele basis zinsstructuren:

– Én vagyok – Ik ben
– Te vagy – Jij bent
– Ő van – Hij/Zij is
– Mi vagyunk – Wij zijn
– Ti vagytok – Jullie zijn
– Ők vannak – Zij zijn

Voorbeeldzinnen:

– Én vagyok az orvos. – Ik ben de dokter.
– Te vagy a tanár. – Jij bent de leraar.
– Ő van a boltban. – Hij/Zij is in de winkel.

Vragen Stellen

Het kunnen stellen van vragen is essentieel voor elke taalgebruiker. Hier zijn enkele basisvragen die je moet kennen:

– Mi? – Wat?
– Ki? – Wie?
– Hol? – Waar?
– Mikor? – Wanneer?
– Hogyan? – Hoe?
– Miért? – Waarom?

Voorbeeldvragen:

– Mi ez? – Wat is dit?
– Ki ő? – Wie is hij/zij?
– Hol van a WC? – Waar is het toilet?
– Mikor kezdődik a film? – Wanneer begint de film?
– Hogyan kell ezt csinálni? – Hoe moet je dit doen?
– Miért késel? – Waarom ben je te laat?

Veelvoorkomende Bijvoeglijke Naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden helpen je om details toe te voegen aan je zinnen. Hier zijn enkele veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden:

– Nagy – Groot
– Kicsi – Klein
– Szép – Mooi
– Csúnya – Lelijk
– Jó – Goed
– Rossz – Slecht
– Új – Nieuw
– Régi – Oud

Voorbeeldzinnen:

– A ház nagy. – Het huis is groot.
– A kávé jó. – De koffie is goed.
– A ruha szép. – De jurk is mooi.

Bijwoorden

Bijwoorden geven extra informatie over hoe, wanneer, of waar iets gebeurt. Hier zijn enkele veelvoorkomende bijwoorden:

– Gyorsan – Snel
– Lassan – Langzaam
– Mindig – Altijd
– Soha – Nooit
– Ma – Vandaag
– Holnap – Morgen
– Tegnap – Gisteren

Voorbeeldzinnen:

– Gyorsan fut. – Hij/Zij rent snel.
– Mindig olvas. – Hij/Zij leest altijd.
– Ma dolgozom. – Ik werk vandaag.

Voedsel en Dranken

Het kunnen praten over voedsel en dranken is altijd handig. Hier zijn enkele veelvoorkomende woorden:

– Víz – Water
– Tea – Thee
– Kávé – Koffie
– Tej – Melk
– Kenyér – Brood
– Hús – Vlees
– Zöldség – Groente
– Gyümölcs – Fruit

Voorbeeldzinnen:

– Kérek egy kávét. – Ik wil graag een koffie.
– Nincs tejem. – Ik heb geen melk.
– Szeretem a gyümölcsöt. – Ik hou van fruit.

Familie en Relaties

Het praten over je familie en relaties is een belangrijk onderdeel van elke taal. Hier zijn enkele basiswoorden:

– Szülők – Ouders
– Anya – Moeder
– Apa – Vader
– Fiú – Zoon
– Lány – Dochter
– Testvér – Broer/zus
– Férj – Echtgenoot
– Feleség – Echtgenote

Voorbeeldzinnen:

– Az anyám kedves. – Mijn moeder is aardig.
– Van egy lányom. – Ik heb een dochter.
– A testvérem okos. – Mijn broer/zus is slim.

Werk en Beroepen

Weten hoe je kunt praten over werk en beroepen is essentieel. Hier zijn enkele basiswoorden:

– Munkás – Werker
– Orvos – Arts
– Tanár – Leraar
– Ügyvéd – Advocaat
– Rendőr – Politieagent
– Eladó – Verkoper
– Számítógépes programozó – Computerprogrammeur

Voorbeeldzinnen:

– Az orvos a kórházban dolgozik. – De arts werkt in het ziekenhuis.
– Tanár vagyok. – Ik ben leraar.
– A rendőr segít az embereknek. – De politieagent helpt mensen.

Reizen en Vervoer

Wanneer je reist, is het belangrijk om woorden en uitdrukkingen te kennen die met vervoer te maken hebben. Hier zijn enkele basiswoorden:

– Autó – Auto
– Vonat – Trein
– Busz – Bus
– Repülőgép – Vliegtuig
– Taxi – Taxi
– Jegy – Ticket
– Repülőtér – Luchthaven
– Vasútállomás – Treinstation

Voorbeeldzinnen:

– Hol van a vasútállomás? – Waar is het treinstation?
– Kérek egy jegyet Budapestre. – Ik wil graag een ticket naar Boedapest.
– A repülőgép késik. – Het vliegtuig is vertraagd.

Gezondheid en Lichaam

Het kunnen praten over gezondheid en het lichaam is ook belangrijk. Hier zijn enkele basiswoorden:

– Fej – Hoofd
– Kar – Arm
– Láb – Been
– Has – Buik
– Fájdalom – Pijn
– Beteg – Ziek
– Gyógyszer – Medicijn
– Kórház – Ziekenhuis

Voorbeeldzinnen:

– Fáj a fejem. – Ik heb hoofdpijn.
– Beteg vagyok. – Ik ben ziek.
– Gyógyszert szedek. – Ik neem medicijnen.

Emoties en Gevoelens

Het kunnen uitdrukken van je emoties en gevoelens is essentieel in elke taal. Hier zijn enkele basiswoorden:

– Boldog – Gelukkig
– Szomorú – Verdrietig
– Mérges – Boos
– Félek – Bang
– Meglepett – Verrast
– Fáradt – Moe

Voorbeeldzinnen:

– Boldog vagyok. – Ik ben gelukkig.
– Szomorú vagyok. – Ik ben verdrietig.
– Mérges vagyok. – Ik ben boos.

Het beheersen van deze woorden en uitdrukkingen zal je helpen om je Hongaarse taalvaardigheden naar een hoger niveau te tillen. Blijf oefenen en gebruik deze woorden regelmatig in gesprekken en schrijfopdrachten om ze in je geheugen te verankeren. Veel succes met je taalstudie!