Milieu- en natuurtermen in het Ests

Het Ests is een fascinerende taal met een rijke woordenschat die nauw verbonden is met de natuur en het milieu. Voor taalstudenten die hun Estse vocabulaire willen uitbreiden, is het nuttig om termen te leren die betrekking hebben op het milieu en de natuur. Dit artikel biedt een uitgebreide lijst van dergelijke termen, samen met hun definities en voorbeeldzinnen om u te helpen deze woorden in context te begrijpen en te gebruiken.

Milieutermen

Keskkond – Omgeving of milieu. Dit woord wordt gebruikt om de natuurlijke omgeving waarin we leven te beschrijven.
Me peame kaitsma meie keskkonda.

Reostus – Vervuiling. Dit verwijst naar de aanwezigheid van schadelijke stoffen in de natuur.
Jõgi on reostuse tõttu saastunud.

Jäätmed – Afval. Dit woord omvat alle ongewenste materialen die worden weggegooid.
Tehase tootmisel tekivad palju jäätmeid.

Taaskasutamine – Recycling. Dit proces houdt in dat materialen opnieuw worden gebruikt in plaats van weggegooid.
Taaskasutamine aitab vähendada jäätmete hulka.

Jätkusuutlikkus – Duurzaamheid. Dit concept richt zich op het behoud van hulpbronnen voor toekomstige generaties.
Jätkusuutlikkus on meie tuleviku jaoks oluline.

Biolagunev – Biologisch afbreekbaar. Dit verwijst naar materialen die door natuurlijke processen kunnen worden afgebroken.
Biolagunevad kotid on keskkonnasõbralikumad.

Ökosüsteem – Ecosysteem. Dit is een gemeenschap van levende organismen en hun fysieke omgeving die als een systeem functioneren.
Mets on keeruline ökosüsteem.

Kliimamuutus – Klimaatverandering. Dit verwijst naar langdurige veranderingen in temperatuur en weerpatronen.
Kliimamuutus mõjutab meie planeeti.

Natuurtermen

Mets – Bos. Een groot gebied bedekt met bomen en ondergroei.
Metsas elab palju loomi ja linde.

Järv – Meer. Een groot, natuurlijk lichaam van stilstaand water omringd door land.
Järv on rahulik ja kaunis koht.

Jõgi – Rivier. Een grote natuurlijke stroom van water die naar een zee, meer of een andere rivier stroomt.
Jõgi voolab läbi linna.

Mägi – Berg. Een grote natuurlijke verhoging van het aardoppervlak.
Mägi on kaetud lumega.

Raba – Moeras. Een drassig, vaak onder water staand gebied met specifieke flora en fauna.
Raba on koduks paljudele haruldastele taimedele.

Kõrb – Woestijn. Een droog, vaak heet gebied met weinig neerslag.
Kõrb on väga kuiv ja kuum koht.

Meri – Zee. Een grote hoeveelheid zout water die een groot deel van het aardoppervlak bedekt.
Meri on täis elusolendeid.

Rannik – Kust. Het gebied waar land en zee elkaar ontmoeten.
Rannik on populaarne puhkusekoht.

Dieren in de natuur

Karhu – Beer. Een groot, omnivoor zoogdier dat voorkomt in bossen en bergen.
Karhu otsib metsas toitu.

Hirv – Hert. Een elegant hoefdier dat vaak in bossen en velden te vinden is.
Hirv jookseb läbi metsa.

Rebane – Vos. Een sluw, omnivoor zoogdier bekend om zijn rode vacht en scherpzinnigheid.
Rebane varitseb oma saaki.

Hunt – Wolf. Een sociaal roofdier dat in roedels leeft en nauw verwant is aan de hond.
Hunt ulub kuuvalgel ööl.

Ronk – Raaf. Een grote, zwarte vogel die bekend staat om zijn intelligentie en aanpassingsvermogen.
Ronk lendab üle metsa.

Kotkas – Adelaar. Een grote roofvogel met scherpe klauwen en een krachtige snavel.
Kotkas tiirleb kõrgel taevas.

Öökull – Uil. Een nachtvogel bekend om zijn grote ogen en stille vlucht.
Öökull jahib öösel.

Planten en bomen

Puu – Boom. Een grote plant met een houtachtige stam en takken die bladeren draagt.
Puu annab varju ja puuvilju.

Lill – Bloem. Het kleurrijke deel van een plant dat vaak geurige bloemen draagt en bijen aantrekt.
Lill õitseb kevadel.

Roos – Roos. Een bekende, stekelige bloem die vaak wordt geassocieerd met liefde en romantiek.
Roos on armastuse sümbol.

Kuusk – Spar. Een soort naaldboom die vaak wordt gebruikt als kerstboom.
Kuusk seisab uhkelt metsa ääres.

Kask – Berk. Een loofboom met een karakteristiek witte schors en slanke takken.
Kask kasvab kiiresti ja on ilus vaadata.

Samblik – Korstmos. Een symbiotisch organisme dat bestaat uit een schimmel en een alg die samenleven.
Samblik katab puutüvesid ja kive.

Seene – Paddenstoel. Een schimmelachtige plant die vaak wordt gebruikt in de keuken.
Seene leiab metsas pärast vihma.

Weersomstandigheden

Vihm – Regen. Waterdruppels die uit de lucht vallen en de aarde bevochtigen.
Vihm teeb mulla märjaks.

Lumi – Sneeuw. Witte, ijskristallen die uit de lucht vallen en de grond bedekken.
Lumi katab kõik valge vaibaga.

Torm – Storm. Een heftige weersomstandigheid met sterke wind en vaak regen of sneeuw.
Torm murrab puid ja tekitab kahju.

Tuis – Mist. Dichte waterdamp in de lucht die het zicht belemmert.
Tuis muudab teed ohtlikuks.

Külm – Koud. Lage temperatuur die vaak gepaard gaat met vorst en ijs.
Külm ilm nõuab sooje riideid.

Soe – Warm. Hoge temperatuur die vaak aangenaam en zomers aanvoelt.
Soe päike soojendab maad.

Met deze uitgebreide lijst van milieu- en natuurtermen in het Ests, bent u beter uitgerust om over het milieu en de natuur te spreken en te schrijven in het Ests. Door deze woorden en zinnen te leren en in de praktijk te brengen, kunt u uw begrip van de taal verdiepen en uw vocabulaire uitbreiden. Veel succes met uw taalleerreis!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller