Financiën en economie Deense zinnen

Financiën en economie zijn essentiële onderwerpen in elk land, en het Deens is geen uitzondering. Voor iedereen die Deens wil leren en zich wil verdiepen in de wereld van financiën en economie, is het belangrijk om de juiste vocabulaire en zinnen te kennen. In dit artikel bespreken we enkele belangrijke Deense woorden en zinnen die te maken hebben met financiën en economie. We zullen ook voorbeeldzinnen geven om je te helpen begrijpen hoe je deze woorden in de praktijk kunt gebruiken.

Basiswoorden

Økonomi – Economie. Dit woord verwijst naar het systeem van productie, distributie en consumptie van goederen en diensten in een land of regio.
Danmark har en stærk økonomi.

Budget – Budget. Dit woord verwijst naar een financieel plan dat een overzicht geeft van verwachte inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode.
Vi skal lave et budget for næste år.

Investering – Investering. Dit woord verwijst naar het inzetten van geld in een project of onderneming met de verwachting van winst.
Min bror har foretaget en investering i aktier.

Rente – Rente. Dit woord verwijst naar het bedrag dat extra moet worden betaald voor het lenen van geld of dat wordt verdiend door geld uit te lenen.
Renten på mit lån er meget høj.

Inflation – Inflatie. Dit woord verwijst naar de algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten in een economie over een bepaalde periode.
Inflationen har været stigende i de seneste år.

Bedrijfsvoering

Virksomhed – Bedrijf. Dit woord verwijst naar een organisatie die goederen of diensten produceert om winst te maken.
Min far arbejder i en stor virksomhed.

Omsætning – Omzet. Dit woord verwijst naar het totale bedrag aan geld dat een bedrijf verdient door de verkoop van goederen of diensten.
Virksomhedens omsætning er steget i år.

Profit – Winst. Dit woord verwijst naar het positieve verschil tussen inkomsten en uitgaven in een bedrijf.
De har haft en god profit i år.

Udgifter – Uitgaven. Dit woord verwijst naar het geld dat een bedrijf of individu uitgeeft aan goederen of diensten.
Deres udgifter er for høje.

Regnskab – Boekhouding. Dit woord verwijst naar het systematisch registreren, rapporteren en analyseren van financiële transacties.
Regnskabet viser et overskud i år.

Markt en Handel

Marked – Markt. Dit woord verwijst naar een plaats waar goederen en diensten worden verhandeld.
Der er et stort marked for økologiske produkter.

Aktie – Aandeel. Dit woord verwijst naar een eenheid van eigendom in een bedrijf die kan worden gekocht en verkocht.
Jeg har købt aktier i et teknologi firma.

Børs – Beurs. Dit woord verwijst naar een georganiseerde markt waar aandelen, obligaties en andere effecten worden verhandeld.
Københavns børs er meget aktiv.

Konkurrence – Concurrentie. Dit woord verwijst naar de rivaliteit tussen bedrijven die dezelfde producten of diensten aanbieden om marktaandeel te winnen.
Der er stor konkurrence i denne sektor.

Handel – Handel. Dit woord verwijst naar de uitwisseling van goederen en diensten tussen mensen of landen.
Danmark har en omfattende handel med Tyskland.

Financiële Instellingen

Bank – Bank. Dit woord verwijst naar een instelling die financiële diensten verleent, zoals het aannemen van deposito’s en het verstrekken van leningen.
Jeg har en konto i den lokale bank.

Kredit – Krediet. Dit woord verwijst naar het vermogen om goederen of diensten te verkrijgen voordat betaling plaatsvindt, gebaseerd op de verwachting van toekomstige betaling.
Jeg har brug for kredit til at købe en bil.

Forsikring – Verzekering. Dit woord verwijst naar een contract waarbij een individu of entiteit een premie betaalt om zich te beschermen tegen specifieke risico’s.
Jeg har tegnet en forsikring på mit hus.

Revisor – Accountant. Dit woord verwijst naar een professional die verantwoordelijk is voor het controleren van financiële rapporten en processen.
Virksomheden har hyret en ny revisor.

Pension – Pensioen. Dit woord verwijst naar de uitkering die iemand ontvangt na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Min far modtager nu sin pension.

Beleid en Wetgeving

Skat – Belasting. Dit woord verwijst naar een verplichte bijdrage die door de overheid wordt geheven op inkomen, eigendom of verkoop van goederen.
Skatten i Danmark er relativt høj.

Regulering – Regulering. Dit woord verwijst naar de regels en wetten die door de overheid zijn vastgesteld om de werking van de economie te beheersen.
Der er mange reguleringer inden for finanssektoren.

Subsidie – Subsidie. Dit woord verwijst naar financiële steun die door de overheid wordt verleend aan bedrijven of individuen om bepaalde activiteiten te bevorderen.
Landbruget modtager betydelige subsidier.

Afgift – Heffing. Dit woord verwijst naar een specifieke belasting die wordt geheven op bepaalde goederen, diensten of activiteiten.
Der er en høj afgift på tobak.

Lovgivning – Wetgeving. Dit woord verwijst naar het proces van het maken en handhaven van wetten.
Ny lovgivning er vedtaget for at beskytte forbrugerne.

Internationale Economie

Eksport – Export. Dit woord verwijst naar de verkoop van goederen en diensten aan een ander land.
Danmark eksporterer mejeriprodukter til mange lande.

Import – Import. Dit woord verwijst naar de aankoop van goederen en diensten uit een ander land.
Vi importerer elektronik fra Kina.

Handelsaftale – Handelsakkoord. Dit woord verwijst naar een overeenkomst tussen twee of meer landen over de voorwaarden voor de uitwisseling van goederen en diensten.
EU har indgået en ny handelsaftale med Japan.

Globalisering – Globalisering. Dit woord verwijst naar het proces van toenemende wereldwijde economische, culturele en politieke integratie.
Globalisering har ændret den måde, vi handler på.

Udenlandsk investering – Buitenlandse investering. Dit woord verwijst naar investeringen die door individuen of bedrijven in een ander land worden gedaan.
Der er mange udenlandske investeringer i Danmark.

Praktische Zinnen

Hier zijn enkele praktische zinnen die je kunt gebruiken in gesprekken over financiën en economie:

Hvor meget koster det? – Hoeveel kost het?
Hvor meget koster det nye hus?

Hvad er renten på lånet? – Wat is de rente op de lening?
Hvad er renten på lånet for bilen?

Kan du anbefale en god investering? – Kun je een goede investering aanbevelen?
Kan du anbefale en god investering til mig?

Hvordan går det med økonomien? – Hoe gaat het met de economie?
Hvordan går det med økonomien i landet?

Vi har brug for at reducere vores udgifter. – We moeten onze uitgaven verminderen.
Vi har brug for at reducere vores udgifter i virksomheden.

Hvad er den nuværende inflation? – Wat is de huidige inflatie?
Hvad er den nuværende inflation i Danmark?

Har du en konto i denne bank? – Heb je een rekening bij deze bank?
Har du en konto i denne bank eller en anden?

Vi skal diskutere budgettet for næste år. – We moeten het budget voor volgend jaar bespreken.
Vi skal diskutere budgettet for næste år på mødet.

Hvad er jeres årlige omsætning? – Wat is jullie jaarlijkse omzet?
Hvad er jeres årlige omsætning i virksomheden?

Hvordan kan vi øge vores profit? – Hoe kunnen we onze winst verhogen?
Hvordan kan vi øge vores profit i det næste kvartal?

Door deze woorden en zinnen te leren en te oefenen, zul je beter in staat zijn om gesprekken te voeren en teksten te begrijpen die te maken hebben met financiën en economie in het Deens. Veel succes met je studie!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller