De Engelse taal gebruikt verschillende tijden om acties of situaties uit te drukken. Twee van de meest voorkomende zijn de Simple Present en de Present Progressive (ook bekend als Present Continuous). Deze oefeningen zijn ontworpen om het gebruik van de Simple Present en Present Progressive te versterken. Met deze oefeningen kun je oefenen met de juiste vormen van de werkwoorden, wat essentieel is voor het vloeiend spreken en schrijven in het Engels.
De Simple Present gebruik je voor feiten, gewoontes en regelmatige acties. Het wordt ook gebruikt voor situaties die op het moment van spreken altijd waar zijn. De Present Progressive gebruik je daarentegen om te praten over acties die op dit moment plaatsvinden of die tijdelijk van aard zijn. Het onderscheid tussen deze twee tijden kan in eerste instantie verwarrend zijn, maar met wat oefening zal het snel duidelijker worden.
Simple Present Oefeningen
She *always (frequency adverb)* goes to the gym on Mondays.
It *rarely (frequency adverb)* rains in the desert.
He *does (auxiliary verb)* not like to eat sushi.
Birds *fly (verb)* south for the winter.
The library *closes (verb)* at 8 PM during the week.
I *drink (verb)* a cup of coffee every morning.
Dogs *love (verb)* to chase cats.
The sun *rises (verb)* in the east and sets in the west.
She *is (verb, 3rd person singular)* an excellent teacher.
They *speak (verb)* English at their international school.
My brother *studies (verb)* economics at university.
Water *boils (verb)* at 100 degrees Celsius.
The bus *arrives (verb)* at 6 PM every day.
He *plays (verb)* the piano beautifully.
She *writes (verb)* emails every day for work.
Present Progressive Oefeningen
Right now, I *am writing (present progressive)* an email to my friend.
She *is studying (present progressive)* for her exams this week.
They *are playing (present progressive)* soccer in the park at the moment.
He *is not believing (present progressive)* anything she says.
We *are looking (present progressive)* at the stars tonight.
It *is raining (present progressive)* very hard right now.
My sister *is learning (present progressive)* to play the violin.
The baby *is sleeping (present progressive)* in the next room.
You *are always losing (present progressive)* your keys!
The dogs *are barking (present progressive)* at strangers.
The world *is changing (present progressive)* very rapidly.
I *am feeling (present progressive)* a bit tired after the long walk.
They *are having (present progressive)* a party next door right now.
She *is always talking (present progressive)* during the movie.
We *are meeting (present progressive)* them for dinner tonight.