1. Eğer hava *güzel* olursa, pikniğe gideriz. (Hint: Gebruik het bijvoeglijk naamwoord om de voorwaarde te beschrijven.)
2. Eğer erken *gelirsen*, birlikte çalışabiliriz. (Hint: Werkwoord in de tegenwoordige tijd, tweede persoon enkelvoud, voorwaarde.)
3. Eğer sınavı *geçerse*, çok mutlu olur. (Hint: Werkwoord in de derde persoon enkelvoud, voorwaardelijke tijd.)
4. Eğer para *biriktirirsen*, tatil yapabilirsin. (Hint: Tegenwoordige tijd, tweede persoon enkelvoud.)
5. Eğer yemeği *beğenirsen*, tarifini vereceğim. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘beğenmek’ in de voorwaardelijke vorm.)
6. Eğer erken *kalkarsak*, kahvaltı yaparız. (Hint: Werkwoord in eerste persoon meervoud, voorwaardelijke vorm.)
7. Eğer bana *yardım edersen*, işi kolayca bitiririz. (Hint: Werkwoord ‘yardım etmek’ in voorwaardelijke vorm.)
8. Eğer yağmur *yağarsa*, dışarı çıkmayız. (Hint: Derde persoon enkelvoud, voorwaardelijke tijd.)
9. Eğer ders çalışırsan, sınavı *başarılı* geçersin. (Hint: Bijvoeglijk naamwoord dat succes beschrijft.)
10. Eğer bu kitabı *okursan*, çok şey öğrenirsin. (Hint: Werkwoord ‘okumak’ in voorwaardelijke vorm.)

1. Her sabah kahve *içerim*. (Hint: Onvoorwaardelijke gewoonte, tegenwoordige tijd.)
2. İstanbul çok *büyüktür*. (Hint: Feitelijke beschrijving, onvoorwaardelijk.)
3. Annem yemek *yapar*. (Hint: Tegenwoordige tijd, onvoorwaardelijke handeling.)
4. Öğrenciler sınıfta *oturur*. (Hint: Algemene situatie, onvoorwaardelijk.)
5. Kışın hava genellikle *soğuktur*. (Hint: Feitelijke uitspraak over het weer.)
6. Güneş doğar ve *batar*. (Hint: Natuurlijke gebeurtenis, onvoorwaardelijk.)
7. Kediler fareleri *avlar*. (Hint: Algemeen feit, onvoorwaardelijk.)
8. Çocuklar parkta *oynar*. (Hint: Tegenwoordige tijd, onvoorwaardelijke situatie.)
9. Bu yol Ankara’ya *gider*. (Hint: Feit over locatie, onvoorwaardelijk.)
10. İnsanlar su *içer*. (Hint: Algemene waarheid, onvoorwaardelijk.)