1. Ako ay pupunta *sa* paaralan bukas. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “naar” een plaats toe.)
2. Siya ay nagmula *mula sa* Maynila kahapon. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “vanuit” een plaats.)
3. Naglakad kami *papunta sa* palengke ngayong umaga. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “richting” of “naar toe”.)
4. Pumunta sila *sa* simbahan tuwing Linggo. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “naar” een bestemming.)
5. Bumalik ako *mula sa* trabaho nang hapon. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “vanuit” een locatie.)
6. Mag-aaral ako *sa* library mamaya. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “naar” een gebouw of plek.)
7. Nagpunta sila *papunta sa* bundok noong nakaraang linggo. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “richting” bij een locatie.)
8. Ang mga bata ay naglaro *sa* parke kahapon. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “in” of “op” een plaats.)
9. Dumating siya *mula sa* probinsya ng madaling araw. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “vanuit” bij een herkomst.)
10. Naglakad kami *papunta sa* bahay ni Juan. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “richting” een persoon of plaats.)

1. Pupunta ako *sa* ospital para bisitahin siya. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “naar” een locatie.)
2. Nagmula sila *mula sa* airport bandang hapon. (Hint: Gebruik het voorzetsel om “vanuit” een plaats aan te geven.)
3. Maglalakad kami *papunta sa* mall mamaya. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “richting” een plaats.)
4. Pumunta siya *sa* opisina ng maaga. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “naar” een werkplek.)
5. Bumalik ako *mula sa* beach pagkatapos ng bakasyon. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “vanuit” een locatie.)
6. Nagpunta kami *papunta sa* sinehan kagabi. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “richting” een activiteit of plek.)
7. Nandito ako *sa* bahay ngayon. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “op” of “in” een locatie.)
8. Dumating siya *mula sa* paliparan ng maaga. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “vanuit” een aankomstplaats.)
9. Naglakad kami *papunta sa* parke sa hapon. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “richting” een plek.)
10. Pupunta sila *sa* palengke tuwing Sabado. (Hint: Gebruik het voorzetsel voor “naar” een markt.)