1. De *băiat* (jongen) is blij. Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, gebruik het lidwoord „un”.
2. Ik zie *o fată* (meisje). Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, gebruik het lidwoord „o”.
3. Dit is *un câine* (hond). Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord „un”.
4. Zij heeft *o carte* (boek). Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord „o”.
5. Hij koopt *un măr* (appel). Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord.
6. Wij hebben *o casă* (huis). Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord.
7. Dit is *un copil* (kind). Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord.
8. Ik lees *o revistă* (tijdschrift). Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord.
9. Hij eet *un pește* (vis). Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord.
10. Zij drinkt *o cafea* (koffie). Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord.

1. De *băiat frumos* (mooie jongen) loopt snel. Hint: Mannelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord krijgt „-os”.
2. Zij heeft *o fată frumoasă* (mooi meisje). Hint: Vrouwelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord krijgt „-oasă”.
3. Wij zien *un câine mare* (grote hond). Hint: Mannelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord eindigt op „-e”.
4. Dit is *o casă mare* (groot huis). Hint: Vrouwelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord eindigt op „-e”.
5. Hij leest *un copil inteligent* (slim kind). Hint: Mannelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord onveranderd.
6. Zij koopt *o carte interesantă* (interessant boek). Hint: Vrouwelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord krijgt „-ă”.
7. Het is *un pește mic* (kleine vis). Hint: Mannelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord onveranderd.
8. Zij drinkt *o cafea caldă* (warme koffie). Hint: Vrouwelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord krijgt „-ă”.
9. Dit is *un măr roșu* (rode appel). Hint: Mannelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord onveranderd.
10. Wij hebben *o revistă veche* (oud tijdschrift). Hint: Vrouwelijk enkelvoud, bijvoeglijk naamwoord krijgt „-e”.