1. Maria *cântând* la pian continuă să studieze intens. (Hint: Gebruik het gerundium van het werkwoord “a cânta” om een gelijktijdige handeling uit te drukken.)
2. El merge pe stradă *vorbind* la telefon. (Hint: Gebruik het gerundium van “a vorbi” om aan te geven wat hij tegelijkertijd doet.)
3. Noi *scriind* o scrisoare, ascultăm muzică. (Hint: Het gerundium van “a scrie” laat zien wat we doen terwijl we luisteren.)
4. Tu *citind* cartea, nu auzi ce spunem. (Hint: Gebruik het gerundium van “a citi” om te zeggen wat je doet terwijl je iets anders mist.)
5. Ei *jucând* fotbal, nu observă ploaia. (Hint: Het gerundium van “a juca” geeft aan wat ze doen terwijl iets anders gebeurt.)
6. Eu *gătind* cina, ascult muzică. (Hint: Het gerundium van “a găti” beschrijft een gelijktijdige activiteit.)
7. Fetița *râzând*, se joacă cu prietenii. (Hint: Gebruik het gerundium van “a râde” om aan te geven wat het meisje doet tijdens het spelen.)
8. Văd pe cineva *alergând* în parc. (Hint: Het gerundium van “a alerga” beschrijft wat iemand doet.)
9. Profesorul explică *scriind la tablă*. (Hint: Combineer het gerundium van “a scrie” met een plaatsaanduiding om een handeling te verduidelijken.)
10. Ei învață *ascultând* lecția online. (Hint: Gebruik het gerundium van “a asculta” om te zeggen hoe ze leren.)

1. Andrei vorbește la telefon *plângând*. (Hint: Gebruik het gerundium van “a plânge” om een gelijktijdige emotie uit te drukken.)
2. Noi pregătim masa *cântând*. (Hint: Het gerundium van “a cânta” geeft aan wat we doen tijdens het koken.)
3. Tu citești *învățând* cuvinte noi. (Hint: Gebruik het gerundium van “a învăța” om te beschrijven wat je doet terwijl je leest.)
4. Ei aleargă *vorbind* despre planuri. (Hint: Het gerundium van “a vorbi” laat zien wat ze doen tijdens het rennen.)
5. Eu scriu e-mailul *gândind* la soluții. (Hint: Gebruik het gerundium van “a gândi” om aan te geven wat je doet tijdens het schrijven.)
6. Fetița desenează *zâmbind*. (Hint: Het gerundium van “a zâmbi” beschrijft haar gezichtsuitdrukking terwijl ze tekent.)
7. Profesorul corectează teste *explicând* greșelile. (Hint: Gebruik het gerundium van “a explica” om te zeggen wat de leraar doet tijdens het nakijken.)
8. Ei gătesc *ascultând* muzică clasică. (Hint: Het gerundium van “a asculta” beschrijft de activiteit tijdens het koken.)
9. Eu merg la școală *vorbind* cu prietenii mei. (Hint: Gebruik het gerundium van “a vorbi” om aan te geven wat je doet onderweg.)
10. Tu înveți limba română *scriind* propoziții. (Hint: Het gerundium van “a scrie” beschrijft hoe je leert.)