1. On kupił *jeden* samochód. (Hint: Gebruik „jeden” voor mannelijke enkelvoud)
2. Potrzebuję *jeden* długopis do pisania. (Hint: Mannelijk enkelvoud, onbepaald lidwoord)
3. W sklepie zobaczyłem *jeden* kapelusz. (Hint: Man enkelvoud, iets wat je niet eerder noemde)
4. Chcę kupić *jeden* komputer. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord enkelvoud)
5. Daj mi *jeden* telefon, proszę. (Hint: Onbepaald lidwoord mannelijke enkelvoud)
6. Szukam *jeden* pokój do wynajęcia. (Hint: Mannelijk, onbepaald)
7. Mam *jeden* pomysł na projekt. (Hint: Gebruik „jeden” bij mannelijke zelfstandige naamwoorden)
8. Potrzebujemy *jeden* stół do jadalni. (Hint: Mannelijk enkelvoud)
9. Widziałem *jeden* film w kinie. (Hint: Gebruik „jeden” voor mannelijke enkelvoud)
10. On znalazł *jeden* klucz do mieszkania. (Hint: Onbepaald lidwoord bij mannelijke zelfstandige naamwoorden)

1. Ona ma *jakaś* książka na stole. (Hint: Gebruik „jakaś” voor vrouwelijke enkelvoud)
2. Potrzebuję *jakaś* łyżka do zupy. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, onbepaald lidwoord)
3. W ogrodzie rośnie *jakaś* róża. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud)
4. Chcę kupić *jakaś* bluzka na lato. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord)
5. Mam *jakaś* torba z zakupami. (Hint: Gebruik „jakaś” bij vrouwelijk enkelvoud)
6. W kuchni jest *jakaś* miska. (Hint: Vrouwelijk zelfstandige naamwoord)
7. Daj mi *jakaś* szklanka wody. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud)
8. Na stole leży *jakieś* jabłko. (Hint: Gebruik „jakieś” voor onzijdig enkelvoud)
9. W pokoju stoi *jakieś* krzesło. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord)
10. Znalazłem *jakieś* zwierzę w lesie. (Hint: Onzijdig enkelvoud, onbepaald lidwoord)