1. Dit is de *grootste* boom in het park. (Hint: Gebruik het Perzische woord voor ‘grootste’ om aan te geven dat iets het meest groot is.)
2. Zij is de *slimste* student van de klas. (Hint: Vertaal ‘slimste’ als superlatief van slim.)
3. Dit is het *mooiste* schilderij in het museum. (Hint: Gebruik het superlatief van ‘mooi’.)
4. Hij rijdt de *snelste* auto in de stad. (Hint: Vertaal ‘snelste’ in het Perzisch als superlatief van snel.)
5. Dit is de *oudste* boom in het dorp. (Hint: Gebruik het superlatief van ‘oud’.)
6. Zij draagt de *duurste* jurk op het feest. (Hint: Gebruik het Perzische woord voor ‘duurste’.)
7. Dit is het *hoogste* gebouw van de stad. (Hint: Gebruik de superlatieve vorm van ‘hoog’.)
8. Hij maakte de *beste* taart voor het feest. (Hint: Vertaal ‘beste’ in het Perzisch als superlatief van goed.)
9. Dit is het *kleinste* huis in de straat. (Hint: Gebruik het superlatief van ‘klein’.)
10. Zij heeft de *meest interessante* baan van allemaal. (Hint: Gebruik het superlatief van ‘interessant’.)

1. De *grootste* rivier stroomt door dit gebied. (Hint: Gebruik de superlatieve vorm van ‘groot’ om de grootste rivier aan te duiden.)
2. Dit is de *snelste* trein in het land. (Hint: Vertaal ‘snelste’ als superlatief van snel.)
3. Zij is de *oudste* persoon op het feest. (Hint: Gebruik het superlatief van ‘oud’.)
4. Dit is het *mooiste* park in de stad. (Hint: Gebruik de superlatieve vorm van ‘mooi’.)
5. Hij heeft de *duurste* auto van allemaal. (Hint: Vertaal ‘duurste’ als superlatief van duur.)
6. Dit is het *hoogste* punt van de berg. (Hint: Gebruik het superlatief van ‘hoog’.)
7. Zij heeft de *beste* resultaten gehaald. (Hint: Gebruik de superlatieve vorm van ‘goed’.)
8. Dit is het *kleinste* dorp in de regio. (Hint: Vertaal ‘kleinste’ als superlatief van klein.)
9. Hij is de *meest getalenteerde* muzikant hier. (Hint: Gebruik de superlatieve vorm van ‘getalenteerd’.)
10. Dit is de *warmste* dag van het jaar. (Hint: Gebruik het superlatief van ‘warm’.)