Oefening 1: Uitroepende zinnen met “så” en bijvoeglijke naamwoorden
2. For kaldt det er i dag! (Gebruik “så” om de intensiteit te benadrukken). Je zegt: *Så* kaldt det er i dag!
3. For morsom filmen var! (Gebruik “så” om je enthousiasme te uiten). Je zegt: *Så* morsom filmen var!
4. For sterk kaffe du lager! (Gebruik “så” om de kracht aan te geven). Je zegt: *Så* sterk kaffe du lager!
5. For fin utsikt vi har! (Gebruik “så” om bewondering te tonen). Je zegt: *Så* fin utsikt vi har!
6. For varmt været er! (Gebruik “så” om het weer te benadrukken). Je zegt: *Så* varmt været er!
7. For raskt toget går! (Gebruik “så” om snelheid te benadrukken). Je zegt: *Så* raskt toget går!
8. For god maten smaker! (Gebruik “så” om smaak te benadrukken). Je zegt: *Så* god maten smaker!
9. For flink du er! (Gebruik “så” om compliment te geven). Je zegt: *Så* flink du er!
10. For trist historien var! (Gebruik “så” om verdriet te uiten). Je zegt: *Så* trist historien var!
Oefening 2: Uitroepende zinnen met “hvor” voor intensiteit
2. Hvor stor hunden er! (Gebruik “hvor” om de grootte te benadrukken). Je zegt: *Hvor* stor hunden er!
3. Hvor langt vi har gått! (Gebruik “hvor” om de afstand te benadrukken). Je zegt: *Hvor* langt vi har gått!
4. Hvor mye snø det har kommet! (Gebruik “hvor” om hoeveelheid te benadrukken). Je zegt: *Hvor* mye snø det har kommet!
5. Hvor vakker blomsten er! (Gebruik “hvor” om schoonheid te benadrukken). Je zegt: *Hvor* vakker blomsten er!
6. Hvor raskt bilen kjører! (Gebruik “hvor” om snelheid te benadrukken). Je zegt: *Hvor* raskt bilen kjører!
7. Hvor høyt musikken spiller! (Gebruik “hvor” om volume te benadrukken). Je zegt: *Hvor* høyt musikken spiller!
8. Hvor varmt vannet er! (Gebruik “hvor” om temperatuur te benadrukken). Je zegt: *Hvor* varmt vannet er!
9. Hvor flink hun er til å synge! (Gebruik “hvor” om vaardigheid te benadrukken). Je zegt: *Hvor* flink hun er til å synge!
10. Hvor trist filmen var! (Gebruik “hvor” om verdriet te benadrukken). Je zegt: *Hvor* trist filmen var!