Oefening 1: Bezittelijke voornaamwoorden bij mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
2. Har du sett *din* jakke? (Hint: Gebruik ‘din’ bij een vrouwelijke of mannelijke enkelvoudige woord van de tweede persoon.)
3. Hun liker *hennes* kjole. (Hint: Gebruik ‘hennes’ voor de derde persoon vrouwelijk enkelvoud.)
4. Vi besøkte *vår* lærer i går. (Hint: Gebruik ‘vår’ voor de eerste persoon meervoud.)
5. De fant *deres* bok på bordet. (Hint: Gebruik ‘deres’ voor de derde persoon meervoud.)
6. Han mistet *sin* lue. (Hint: Gebruik ‘sin’ wanneer het bezittelijk voornaamwoord verwijst naar het onderwerp van de zin.)
7. Jeg bruker alltid *min* datamaskin til jobb. (Hint: Eerste persoon enkelvoud, mannelijke/vrouwelijke vorm.)
8. Du må ta med *din* veske. (Hint: Tweede persoon enkelvoud, mannelijke/vrouwelijke vorm.)
9. Hun kaller *sin* katt for Felix. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord verwijzend naar onderwerp vrouwelijk enkelvoud.)
10. Vi elsker *vår* nye bil. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord eerste persoon meervoud.)
Oefening 2: Bezittelijke voornaamwoorden bij onzijdige zelfstandige naamwoorden
2. Har du sett *ditt* barn? (Hint: Gebruik ‘ditt’ voor onzijdige enkelvoud tweede persoon.)
3. Han mistet *sitt* pass. (Hint: Gebruik ‘sitt’ voor onzijdige enkelvoud derde persoon, verwijzend naar het onderwerp.)
4. Vi vasker *vårt* rom hver uke. (Hint: Gebruik ‘vårt’ voor onzijdige enkelvoud eerste persoon meervoud.)
5. De tok med *deres* bagasje. (Hint: Gebruik ‘deres’ voor meervoud, maar ook mogelijk voor onzijdig enkelvoud als het niet verwijst naar het onderwerp.)
6. Jeg har mistet *mitt* skjema. (Hint: Eerste persoon enkelvoud, onzijdige vorm.)
7. Du må finne *ditt* pass. (Hint: Tweede persoon enkelvoud, onzijdige vorm.)
8. Hun fant *sitt* nøkkel under sofaen. (Hint: Derde persoon enkelvoud, onzijdige vorm, verwijzend naar het onderwerp.)
9. Vi maler *vårt* kjøkken i dag. (Hint: Eerste persoon meervoud, onzijdige vorm.)
10. De glemt *deres* dokumenter på kontoret. (Hint: Derde persoon meervoud.)