1. Hij *खाइरहेको* छ (hij is aan het eten). Hint: Gebruik de progressieve vorm voor lopende actie.
2. Wij *गयौं* (wij zijn gegaan). Hint: Gebruik de perfecte vorm voor een afgeronde actie.
3. Zij *लेखिरहेको* छिन् (zij is aan het schrijven). Hint: Gebruik de progressieve vorm voor lopende actie.
4. Jij *पढिसक्यौ* (jij hebt gelezen). Hint: Gebruik de perfecte vorm om aan te geven dat de actie klaar is.
5. Ik *सुतिरहेको* छु (ik ben aan het slapen). Hint: Gebruik progressieve tijd voor iets wat nu gebeurt.
6. Zij *खायो* (zij heeft gegeten). Hint: Perfecte tijd voor een voltooide handeling.
7. Wij *बोल्दैछौं* (wij zijn aan het spreken). Hint: Progressief voor een actie die nu bezig is.
8. Jij *लेखिसक्यौ* (jij hebt geschreven). Hint: Perfect om te zeggen dat iets klaar is.
9. Hij *बसिरहेको* छ (hij zit/zijn aan het zitten). Hint: Progressief voor lopende actie.
10. Ik *गएको* छु (ik ben gegaan). Hint: Perfecte tijd voor een voltooide actie.

1. Zij *खेल्दैछिन्* (zij is aan het spelen). Hint: Progressieve vorm voor een lopende activiteit.
2. Jij *पढिसक्यौ* (jij hebt gelezen). Hint: Perfecte tijd gebruikt om voltooide acties aan te geven.
3. Wij *सुतिरहेका* छौं (wij zijn aan het slapen). Hint: Gebruik progressieve tijd voor iets wat nu gebeurt.
4. Hij *लेखिसक्यो* (hij heeft geschreven). Hint: Perfecte vorm voor een afgeronde handeling.
5. Ik *खाइरहेको* छु (ik ben aan het eten). Hint: Progressief voor lopende actie.
6. Zij *गए* (zij is gegaan). Hint: Perfecte tijd voor voltooide actie.
7. Jij *बोल्दैछौ* (jij bent aan het spreken). Hint: Gebruik progressief om aan te geven dat iets nu gebeurt.
8. Wij *लेखिसक्यौं* (wij hebben geschreven). Hint: Perfect om afgeronde acties aan te geven.
9. Hij *सुतिरहेको* छ (hij is aan het slapen). Hint: Progressieve tijd voor lopende activiteit.
10. Ik *गएको* छु (ik ben gegaan). Hint: Perfecte tijd voor voltooide actie.